Jureren voor een limerickwedstrijd
Boekenweek levert Noorden drie festivals op

Over 'Nu is de moen gevangen' van Marten Toonder

"Moe sijpt een trage stroom door zware grond", aldus opent journalist Argus in de winter van 1957 zijn bijdrage aan de Rommelbode, de krant van Rommeldam. Een paar regels later loopt hij vast. In plaats van een oplettende verslaggever waande Argus zich even een dromerig dichter. Poëzie en journalistiek mogen dan in de verte neefjes zijn – ze lopen elkaar meestal in de weg.

Het voorval met Argus, een van de vele bijfiguren in de Bommelsaga van Marten Toonder, staat beschreven in Tom Poes en het vibreerputje. In dat verhaal wordt in de tuin van heer Bommel een bron ontdekt. Wie er van drinkt, begint zich druk te maken om onalledaagse zaken, zeg maar gerust futiliteiten. Commissaris Bulle Bas wil bijvoorbeeld dansen. Huisknecht Joost en burgemeester Dickerdack willen samen verzen maken.

Toonder2
Marten Toonder en de dichtkunst – het is een verhaal apart. En dat verhaal is nu verschenen in een fraai geïllustreerd en met zorg samengesteld boek getiteld Nu is de moen gevangen met als ondertitel Alle poëmen. Op het voorplat prijkt een tekening van Markies de Canteclaer van Barneveldt, peinzend bij een wassende maan terwijl hij zijn ganzenveer reeds in de aanslag houdt.

De markies is dé dichter in de Bommelsaga. Met dien verstande dat het hem in de verhalen lukt nauwelijks een gedicht te voltooien. Het avontuur gaat altijd voor. Veel verder dan een paar gezwollen openingsregels komt hij niet: "Een duif, ontkomen aan des valken grof geweld!/ De wiek besmeurd, het oog gekweld…" Of: "De wind flijnt door 't struweel/ Het bloed stroom traag, de ziel brand geel."

Dat we ons de markies als dichter herinneren, heeft ook te maken met de bundels die aan hem zijn toegeschreven. Een mooi staaltje verdichting, vertelt Klaas Driebergen in een van de essays achterin Nu is de moen gevangen. Na beëindiging van de Bommelstrip in 1986 besloot Toonder de gedichten van de markies te voltooien en te bundelen. Daar kwamen twee uitgaven van: Hanezang (1987) en Vleugeljaren (1988).

Beide vormen het hoofdbestanddeel van Nu is de moen gevangen, aangevuld met wat Toonder nog meer aan poëzie heeft geschreven. Daar zit verspreid werk tussen, hij voerde vaker dichtende wezens in zijn saga op. Ook zijn er negen niet eerder gepubliceerde gedichten, waaronder De Fuskusdrip: "Rul is de drul van schorre klut/ En stir is de maarde – gesokt in de laai" et cetera.

Tweede prominente dichter in de Bommelsaga is bediende Joost. Die echter geen eigen werk maakt, maar vooral versjes declameert die zijn grootmoeder placht te reciteren: "Kwiske sibi proksimos/ Bij de zevenboom in 't Savelbos/ Zijn vannacht de brekels los./ Wie een ring ziet om de maan,/ Moet niet naar de brekels gaan!" Heer Bommel heeft er geen hoge pet van op en spreekt van bakerverzen.

ToonderIn een geslaagde poging de gedichten te karakteriseren laat Klaas Driebergen de term nonsenspoëzie vallen. Daarmee plaatst hij Toonder een traditie die teruggaat naar de negentiende eeuw en namen oplevert als Lewis Carroll, Edward Lear en Gerrit van der Linde, beter bekend als De Schoolmeester. Kort voor, maar ook na de Tweede Wereldoorlog, de periode waarin Toonder zijn strip ontwikkelt, komt deze poëzie opnieuw in de belangstelling.

Driebergen noemt in dit verband de namen van Jan Hanlo (Oote) en Cees Buddingh' (De blauwbilgorgel) en duikt vervolgens diep onder in misschien wel het meest bekende gedicht van Toonder, het uit de jaren vijftig stammende Barlemanje: "'t Wat grol en gloei/ En slomig broei/ In lute, slorre stirren/ Het was sar stromig in mijn krol/ Daar stonk en kwalm van schit en brol/ Er sloomden glome knirren."

Gekkenpraat zal ongetwijfeld iemand roepen. En daar is niks op tegen. Want zonder gekkenpraat kan geen denkraam functioneren.

Boek: Nu is de moen gevangen. Alle poëmen. Auteur: Marten Toonder. Samenstelling: Dick de Boer en Klaas Driebergen. Met een voorwoord van Jean Pierre Rawie. Uitgever Personalia Prijs 24.95 euro (224 blz.)