Oom Joost, Jozef en de Gebroeders Brouwer
20-3-14
De onweerstaanbare stem riep mij naar Bodegraven, naar de Sint Willibrorduskerk aan de Overtocht 18. Waar ik naast mijn ouders de bank in schoof om afscheid te nemen van peetoom Joost, echtgenoot van tante Truus, die door haar broers en zussen Truid wordt genoemd. Een jaar geleden had ik Joost voor het laatst in levende lijve gezien. Nu lag hij in een gesloten kist, bovenop was zijn foto geplaatst.
De fotograaf had 'm lachend vastgelegd, precies zoals ik hem kende. Niet uitbundig, maar vriendelijk. Alsof we er niet al te zwaar aan moest tillen, aan het lot en het leven, maar alles 'gewoon' moesten dragen, in voor- en tegenspoed. Als ware het een mand met bestelde en reeds betaalde boodschappen die ondanks regen en gladheid volgens taak en afspraak bezorgd moest worden.
Ik probeerde te herinneren in welk jaar ikn voor het laatst bij hem thuis was geweest. Het lukte niet. In mijn geheugen speelde oom Joost een bijrol. Groenteboer was hij geweest. Sigarettenroker. Bewoner van een kleine huurwoning. Echtgenoot van mijn tante, vader van drie kinderen. Geboren, getogen en gestorven in Bodegraven. Vertegenwoordiger van een generatie die het hedendaags spektakel aan zich voorbij liet gaan.
De pastoor van de kerk noemde hem Jozef en verwees daarbij naar zijn naamdag. Ik keek naar mijn neef en mijn nichten een stukje verderop in de kerk, naar mijn uitgedunde familie. Ik voelde de warmte van mijn vader, weer kleiner en krommer geworden, met naast hem mijn moeder, nog kleiner en dunner. Er was orgelspel. Er werd gezongen. Wij zongen mee, op de verlegen, aarzelende wijze die ons eigen is.
Uit de woorden van de pastoor begreep ik op dat Joost Maria-fan was. Een kleindochter las voor uit het boek Prediker: "Voor alles wat gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel." De pastoor vertelde ook dat Joost de laatste jaren van zijn leven gehecht was geraakt aan een tekst van Augustinus: "Ween niet. De dood is niets. Ik ben slechts naar de andere kant. Ik ben mezelf, jij bent jezelf. Wat we voor elkaar waren, zijn we nog altijd."
Ik keek de kerk rond, zag in een hoek schimmel onder het glas en lood. Ik dacht: Je leven lang groenteboer in Bodegraven en dan, na de pensionering en een reis naar Lourdes, in bekoring raken van de woorden van Augustinus. De wonderen gaan de wereld nooit uit. "De draad is niet gebroken. Waarom zou ik uit je gedachten zijn? Omdat je me niet meer ziet? Nee, ik ben niet ver, juist aan de andere kant van de weg. Zie je, alles is goed."
Er werd nog meer gezongen. Achter mij hoorde ik de stem van de jongste broer van mijn vader, die nog op een koor heeft gezeten - de broer, niet mijn vader. Zingen ging nog wel, maar de stem klonk versleten. Mijn vader, die nooit zingen heeft geleerd, humde wat, onverstaanbaar, maar met gevoel voor melodie. En ik zong ook, voor zover ik de teksten kon reproduceren. We gingen staan, we gingen zitten. We gingen ter communie. We sloegen een kruis. Er was een collecte. We hadden weer eens geen geld meegenomen.
Na afloop van de dienst liepen we achter de kist de kerk uit, en zochten we de auto voor de tocht naar een crematorium in Alphen aan de Rijn. De stemming was gelaten, zeker niet bedrukt. Sommige gebeurtenissen zijn onvermijdelijk, we hebben niets te zeggen over het tempo waarin ze tot ons komen. Het overlijden van Joost, die in de Sint Willibrorduskerk Jozef werd genoemd en het werk van Augustinus kende, was zo'n gebeurtenis.
In het crematorium veranderde de sfeer van gelaten naar losjes, van rouw naar reunie. Er werd niet langer bedrukt gemompeld. De gesprekker werden luiden, er werd zelfs voorzichtig gelachen. Dat hield op toen boven een deur een display met het woord STILTE werd ingeschakeld. Ineens hoorden we ook muziek. Ik herkende de Gebroeders Brouwer, en voelde daarbij een merkwaardige voldoening over mij heen komen. Oom Joost en de Gebroeders Brouwer, natuurlijk.
Begeleid door trompetklanken wandelden we een ruimte vol stoelen binnen, ingericht volgens de geruststellende symmetrische opvattingen waar het uitvaartwezen patent op heeft. De kist met de foto stond in het midden van de zaal. Een voorganger hield een toespraak waarin het leven werd vergeleken met de reis in een boemeltrein. Hij vertelde hoe muziek ons kan helpen bij het uiten van gevoelens. Daarna luisterden we naar Rob de Nijs, Frans Bauer en Sting.
Tot slot liepen we allen naar de kist, voor een allerlaatste groet. Daar zag ik hoe onscherp de foto was.