Meekijken met ’Het portret van Drenthe’
Poolse tranen, voortgekomen uit een Poolse vader

Over 'De mislukkingskunstenaar'

MislukkingskunstenaarDrie jaar geleden legde Bart Slijper tijdens Zondagschrijvers in de bibliotheek van Groningen uit waar een schrijversbiografie volgens hem aan moet voldoen. Slijper had toen net een sublieme voorpublicatie doen verschijnen van diens Willem Kloos-biografie In dit gevreesd gemis. Drie jaar eerder was zijn voortreffelijke levensbeschrijving Van alle dingen los over J.C. Bloem verschenen.

Een biografie, zo hield Slijper het publiek voor, is er op de eerste plaats om gelezen te worden, het is geen naslagwerk voor in de bibliotheek. Daarna omschreef hij op levendige wijze een aantal valkuilen die een biograaf te allen tijde dient te vermijden. Zoals de neiging om overal diep op in te gaan, in de hoop een compleet beeld te schetsen, met als gevolg dat een biografie uiteindelijk bezwijkt onder het evenwicht.

De woorden van Bart Slijper komen boven drijven bij het lezen van De mislukkingskunstenaar, de biografie van Willem Frederik Hermans (1921 – 1995) door Willem Otterspeer. 864 bladzijden telt het boek en dan hebben we met de jaren tussen 1921 en 1952 nog maar de eerste helft van het veelbesproken leven van W.F.H. behandeld.

Toch valt er iets te zeggen voor het machtige voorgerecht dat Otterspeer op tafel heeft gezet. Immers: Hermans bepaalde, samen met Gerard Reve en Harry Mulisch, het gezicht van de naoorlogse literatuur in Nederland. Zijn boeken lieten ons achter de façades kijken, ze zetten de toon voor de manier waarop in Nederland maatschappelijk debatten werden gevoerd. En daarbij inspireerde Hermans meerdere generaties schrijvers.

In zijn inleiding legt Otterspeer uit waarom deze kolos een kolos is geworden. Eén oorzaak is dat Hermans een indrukwekkend, goed geordend archief heeft nagelaten, alsof de schrijver zijn nageslacht alle gelegenheid wilde geven na zijn dood een passend monument op te richten. Otterspeer heeft die boodschap begrepen en zeer serieus genomen.

Tweede oorzaak is dat het Hermans-archief in 2000 is opengesteld voor 'slechts' twee doelen: de verschijning van de 24 delen tellende Volledige Werken (die klus is nu halverwege) en deze biografie. Otterspeer redeneerde dat hij wel móest uitpakken. Want straks gaat de kluis mogelijk weer op slot, misschien wel tot het moment dat de status van Hermans als 'een onzer grootste auteurs' is verschrompeld tot die van, zeg, Simon Vestdijk.

Dat laatste zou zeer onterecht zijn. Want welk een enorm plezier valt er aan Hermans te beleven, aan zijn werk en zijn persoon, zowel voor literatuurliefhebbers als ramptoeristen. Voor wie het is ontgaan: nog voor de presentatie zette De mislukkingskunstenaar aan tot een fijn partijtje moddergooien met aan de ene kant biograaf Otterspeer en aan de andere kant columnist Max Pam en betrokkenen bij de uitgaven van de Volledige Werken. Er zou broddelwerk zijn verricht.

Dit alles geheel in de geest van Hermans zelf, die bij leven en welzijn op papier ook graag mocht krenken en trappen, en mede daardoor beroemd wist te worden. Otterspeer laat in De mislukkingskunstenaar zien waar dit merkwaardige, legendarische genoegen bij Hermans vandaan kwam. Hoe zijn vernielzucht een drijfveer kon worden die hem als schrijver tot grote hoogte deed stijgen, maar hem ook tot een eenzaam figuur maakte.

Er is een tijd geweest dat psychologiseren voor biografen verboden was. Otterspeer heeft evenwel Sigmund Freud tot uitgangspunt genomen voor deze levensbeschrijving. Mede gesteund door het autobiografische karakter van Hermans' teksten komt hij tot de conclusie dat de angsten van vader en moeder Hermans, plus de zelfmoord van zuster Corry de basis hebben gelegd voor een misantropisch wereldbeeld.

De titel Mislukkingskunstenaar is in dit opzicht goed gekozen. In een poging los te komen van alles wat hem dwarsboomde - familie, Amsterdam, literaire wereld, Nederland – legde Hermans de lat steeds hoger. Hij was enorm ambitieus, en zeer kritisch, op zichzelf en anderen. Relativeren was niet zijn fort, vergeven en vergeten kon hij al helemaal niet. Superieur wilde hij zijn. In dat streven gedroeg Hermans zich als de bekende olifant in de porseleinkast.

In wat Hermans voor 1952 publiceert – onder meer De tranen der acacia's (1949), Ik heb altijd gelijk (1951) en Het behouden huis (1951) – zien we hoe hij de olifant steeds doeltreffender leert marcheren. Dat hij zelfs choreografieën bedenkt, die later in première zullen gaan. In aanloop daar naartoe staat Otterspeer stil bij de omstandigheden waaronder de schrijfarbeid wordt verricht en laat hij zien hoe Hermans zich intellectueel heeft gevoed, driftig lezend tot ver in de oorlog.

Dat gaat zéér uitgebreid. Wat soms fijn uitpakt. Bijvoorbeeld als de rol van Adriaan Morriën wordt beschreven, en die van Cola Debrot, Charles B. Timmer en Paul Rodenko, namen uit het literaire leven van de jaren veertig en vijftig met wie Hermans bijna-vriendschappelijke banden onderhield. Als zijn bewondering voor Slauerhoff, Hendrik de Vries, Franz Kafka en Ferdinand Céline aan de orde komt, zijn fittie met de katholieke literator Anton van Duinkerken en zijn strubbelingen met de uitgevers Geert van Oorschot en John Meulenhoff.

Soms babbelt Otterspeer, bijvoorbeeld als hij schrijft: "En, lezer, onthoud de naam van Hidde Heringa, want hij zal een belangrijke rol spelen in het leven van onze schrijver. En onze schrijver een nog veel belangrijkere rol in het zijne." Of als we moeten lezen dat de criticus H.A. Gomperts 'last had van ejaculatio preacox, en Hermans niet'. En moeten wij werkelijk weten dat Hermans ooit in zijn agenda het framenummer van zijn fiets noteerde en welk nummer dat is?

Vanuit het idee dat een biografie kan laten zien 'hoe het zo gekomen is' en 'hoe het is gegaan' is uitvoerigheid zeer te billijken. Maar als we context van context krijgen, en roddel bij detail, dringt zich de vraag op voor wie dit alles bedoeld is. Niet voor de geïnteresseerde leek, zou je zeggen, daarvoor voeren de uitweidingen soms veel te ver. En ook niet voor een jonge lezer die meer wil weten over de auteur wiens De Donkere Kamer van Damokles op de leeslijst prijkt.

Gaandeweg ontstaat het vermoeden dat Otterspeer zijn Mislukkingskunstenaar, waar hij tien jaar van zijn leven in heeft gestopt, voor een eventuele universitaire studie W.F. Hermans-kunde heeft geschreven. Als Handboek voor de Gevorderde Student. Waardoor de ingewikkelde situatie ontstaat dat hem weinig verweten kan worden. Bijna alles wat we mogelijk zouden willen weten, staat er in. En van sommige dingen zelfs een beetje meer. Goed geschreven. Goed gedocumenteerd.

Bijna alles. Want zo veel als we meekrijgen van de intellectuele, maatschappelijk en literaire ontwikkeling van Hermans, zo weinig lezen we over zijn emotionele ontwikkeling. Ter illustratie: een ontroerend hoofdstuk over de zelfmoord van zuster Corry in 1940 – een levensbepalend moment voor Hermans – wordt vervolgd door een hoofdstuk dat nogal plompverloren aldus begint: "Eerst pleegde zijn zuster zelfmoord en meteen daarna moest hij proberen zijn eindexamen te halen: voor oorlog had Hermans even geen tijd." Zand erover?

Eveneens opvallend is de geringe aandacht voor de vrouw van Hermans, Emmy van Meurs. Het moet een enorme opgave zijn geweest om te leven met een man die vrouw en kinderen (en ook vrienden) minder belangrijk achtte dan zijn schrijverschap, maar we lezen er nauwelijks over. Er zijn ongetwijfeld afspraken gemaakt over de privacy van Van Meurs, toch geeft het geen pas aan haar persoon en achtergronden minder aandacht te besteden dan aan die van S.R. Steinmetz, grondvester van de sociografie in Nederland.

Misschien komt het nog, we weten niet wat Otterspeer allemaal in petto heeft in deel 2. In de tussentijd moeten we het doen met deze lange, lange aanloop, deze uitputtende beschrijving van de vormende jaren. Al deze voorbereiding op het echte werk maakt echter dit eerste deel maar half geslaagd. De grootsheid en invloed van Herman moeten na 862 bladzijden eigenlijk nog blijken. Want pas na 1952 groeide hij, in Groningen, uit tot de gigant die een tweedelige biografie rechtvaardigt.

Boek De mislukkingskunstenaar. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel 1 (1921 – 1952) Auteur Willem Otterspeer Uitgever De Bezige Bij Prijs €39,90 (864 blz). Bijzonderheid De Culturele Onderneming belegt twee avonden rond de verschijning van de bibiografie. 11/12 Remonstrantse kerk, Coehoornsingel 14 in Groningen. Aanvang 20.00 uur. Entree € 7,50 en 12/12 Tresoar, Boterhoek 1 in Leeuwarden Aanvang 20.00. Entree € 7,50. Beide avonden wordt Willem Otterspeer geïnterviewd door Katja de Bruin.