Ab Visser: hard gewerkt, bijna niks opgeschoten
12-2-13
De Grote Man van een klein genre, noemde hij zichzelf. Schrijver Ab Visser (1913 – 1982) wist wat hij waard was en mocht dat graag relativeren. En hij begreep ook dat hij zichzelf moest verkopen, want anderen deden het niet voor hem. Ze wilden het niet, of konden het niet – eigenzinnig en ongrijpbaar als Visser was. Zijn oeuvre is imposant: 75 titels. Geen daarvan is nog in de boekhandel verkrijgbaar.
Michiel van Diggelen schreef de biografie van Ab Visser, een uitstekend gedocumenteerd boek met een hoge informatiedichtheid.Volgende week is de presentatie in Groningen, de stad waar Visser werd geboren en tot zijn vertrek naar Amsterdam in 1945 heeft gewoond. Geen gebeurtenis van groot literair belang. De bekendheid die hij in de jaren vijftig, zestig en zeventig genoot, is tegenwoordig vrijwel verdampt.
Toch is het zeer de moeite waard om over zijn leven en werk te lezen. Bijvoorbeeld omdat zijn levensbeschrijving toegang geeft tot het literaire klimaat in Groningen tussen 1925 en 1945. De biografie is een welkome aanvulling op wat we in de biografieën van Willem de Merode, Hendrik de Vries en in mindere mate J.B. Charles zijn tegenkomen, en tevens op Arcadia der Poëten waarin Herman Sandman het erfgoed na 1945 beschrijft.
De biografie is ook de moeite waard omdat Visser en zijn tijdgenoten de basis hebben gelegd onder het letterkundige leven in Nederland zoals we dat nu kennen. Van Diggelen beschrijft een klimaat waarin voor het literaire boek nog geen groot publiek bestond, de Nederlandse thriller nog moest worden bedacht, en auteurs – sappelend, fuivend, niet geïnteresseerd in het materiële – eenvoudiger aan subsidie konden komen dan aan een prijs.
Ab Visser was de jongste zoon van een Fries echtpaar dat zich rond 1900 met nog 4000 (!) verarmde Friezen in de stad Groningen vestigde. Vader Visser kwam in dienst bij de gemeentewerken, zoon Ab had timmerman moeten worden, maar was door de ziekte van Bechterew lichamelijk zo slecht dat een baan in het onderwijs meer voor de hand lag. Daarin mislukte hij, waarop hij besloot schrijver te worden. Een gedurfde keuze, omdat niemand in Groningen van de pen kon leven.
Van Diggelen beschrijft uitvoerig hoe Ab Visser zich opwerkte, eerst als onzeker dichter van protestants-christelijke signatuur, daarna met bijdragen aan tijdschriften als Opwaartsche Wegen. Geld leverde het nauwelijks op, wel veel contacten. Zoals met de dichtende juristen Tammes en Scheltema (J.C. Noordstar en N.E.M. Pareau), leden van De Ploeg, Hendrik de Vries, Klaas Heeroma, de kring rond Dirk Verèl, Ferdinand Langen en Reinold Kuipers.
Langen en Kuipers komen we na 1945 nog vaak tegen, in Amsterdam werkten ze voor uitgeverijen De Arbeiderspers en De Bezige Bij. Visser bewoog zich na de Tweede Wereldoorlog in verschillende kringen. Hij trok op met de Groningers die naar het Westen waren getrokken, onderhield contacten met protestants-christelijke schrijvers uit heel Nederland, en knoopte banden aan met onder anderen Bert Bakker en de gezaghebbende criticus Jan Greshoff (foto).
Amsterdam leek ideaal voor Visser, die kort na de bevrijding al verschillende titels ter publicatie gereed had. Toch voelde hij zich er niet echt thuis, schrijft Van Diggelen. "In hem school een provinciaal, die een ambivalente relatie tot het Westen bleef houden. Innerlijk voelde hij zich nog steeds Groninger. In Groningen woonden zijn ouders, broers en zusters. In Amsterdam zijn vrienden en uitgevers. Hij was wel in de Amsterdamse wereld, maar niet van."
Daar kwam bij dat Ab Visser anders over literatuur dacht dan in zijn kring gangbaar was. "Hij vroeg zich niet af of iets 'literatuur' was. Hij vertelde iets 'wat mijzelf boeit' en het deed volgens hem weinig ter zake of het resultaat literatuur genoemd werd of niet", noteert Van Diggelen. Hij schreef zowel voor tijdschrift Het Woord, waarin het geluid van de Vijftigers voor het eerst klonk, als voor het Drents cultureel tijdschrift Erica en christelijke jeugdblaadjes uit Groningen.
Ab Visser deed niet aan mode, hij schreef voor zichzelf en om den brode. Hij probeerde talloze genres: christelijke poëzie en natuurgedichten, historische romans, novellen, reisverhalen, autofictie over antihelden, spookverhalen, thrillers, feuilletons, jeugdboeken, tijdschriftartikelen, vertalingen, recensies. Hij versnipperde zichzelf. Veelzeggend is dat hij alleen in Groningen is onderscheiden: de Hendrik de Vriesprijs voor zijn dichtkunst, in 1958 uitgereikt door M. Vasalis.
En altijd ontbrak het aan geld. Er werd geleefd van voorschotten, leningen, douceurtjes; belasting werd zelden betaald. Bracht zijn literaire werk iets op, dan vlogen de inkomsten de deur uit voor medicijnen en kuren in het buitenland, allemaal vergeefse pogingen om zijn ziekten te baas te worden. Wat ook niet meehielp, was zijn honger naar feesten en zijn zwak voor vrouwen. Naast zijn kinderloze huwelijk met de fotografe Edith Bongers-Visser onderhield hij een liefdesrelatie met de veel jongere Margreet Hirs. Feitelijk bewoonde hij twee adressen.
Gaandeweg ontstaat in de biografie het beeld van een man die meer schreef dan uitgevers en publiek wilden lezen. Die omringd door tweedehands meubels in huurwoningen nog meer moest schrijven om het hoofd boven water te houden. Aan talent en werklust geen gebrek, wel aan het vermogen dat talent en die werklust effectief te gebruiken.
Tekenend is dat Visser – een pionier op het gebied van thrillers – om de centen zowel voor De Telegraaf als Het Vrije Volk misdaadboeken ging bespreken. Bij De Telegraaf deed hij dat onder eigen naam, bij Het Vrije Volk als Carel J. Bicker. Die laatste presteerde het om Vissers eigen baanbrekende essay over detectiveliteratuur Kaïn sloeg Abel – geschreven op verzoek van de overheid – te bespreken, en Visser daarbij te prijzen als 'een van de weinig goede misdaadrecensenten'. Visser zelf had geen hoge pet op van De Telegraaf, een krant die in zijn ogen 'meer leugens publiceerde dan De Waarheid'.
Uiteindelijk won zijn lichaam het van zijn levenslust. Eind jaren zeventig was de ziekte van Bechterew zo ver gevorderd dat zijn longen in de knel waren gekomen; kromgetrokken moest hij verder leven met zuurstofflessen. Wat hem er niet van weerhield in 1981 nog eenmaal Groningen te bezoeken, waar hij bij een lezing vijftig boekjes verkocht. Schrijft Van Diggelen: "Margreet werd echter ziek en zodoende moesten ze met de taxi terug naar Amsterdam. Margreet lag kotsend in de taxi. Kosten 420 gulden. Dat was meer dan het honorarium dat Ab ontvangen had."
Boek Ab Visser. Biografie Auteur Michiel van Diggelen Uitgever Passage Prijs 29,50 euro (468 blz.). Bijzonderheid presentatie woensdag 13 februari om 16.30 uur in de Centrale Bibliotheek, Oude Boteringestraat 18 Groningen. Toegang gratis.