Gerbrand Bakker hoorde hem eens, in het Gronings, het gedicht Blonde knecht voorlezen en wilde meteen met hem trouwen. Waarmee gezegd moet zijn dat de Groningse dichter, jazzzanger en beeldend kunstenaar Jan Glas (Uithuizen, 1958) over het vermogen beschikt een publiek te doen smelten. Wie hem leert kennen, krijgt een zwak voor hem. Wie hem hoort, gaat om. En wie hem leest, geeft hem prijzen en stipendia.
Die gun-factor heeft veel te maken met de Grunneger toal. Glas is een onvervalst ambassadeur, iemand die op overtuigende wijze laat zien dat het Gronings vol leven zit, dat je er ook in 21ste eeuw mee uit de voeten kunt, in de literatuur. Zeker afgezet tegen wat er verder nog in het Gronings wordt gedicht – veel te weinig – is zijn taal opvallend modern en verfrissend.
Zo modern, dat Glas in het Noorden 'gewoon' in het Nederlandstalige circuit meedraait en ook daar een opvallende verschijning is. Mede vanwege zijn manier van voordragen. Weinig dichters in het Noorden kunnen zo mooi 'staan' als Jan Glas, charmant-slungelig, het hoofd een beetje schuin. Weinig dichters beschikken over zo'n fraaie stem, strelend en swingend.
Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, is uitgeverij kleine Uil een offensief begonnen om iedereen aan de voeten van Glas te krijgen. Daartoe zijn al zijn Groningse gedichten tot nu toe verzameld in de bundel Dubbel Glas, van De vangers van zummer (2004) tot en met zijn nije en verspraaide gedichten. Handzaam vormgeven in een pocket, met honderd foto's in zwart-wit – Glas is ook fotograaf, en een voortreffelijk kijker.
Bovendien is er een nieuwe dichtbundel, Als was zij mijn vrouw, zijn eerste in het Nederlands. De uitgave telt drie afdelingen met in totaal 34 gedichten, waaronder vertalingen uit het Gronings en een aantal bewerkingen. Je zou het een ijkpunt kunnen noemen. Als Glas als streektaaldichter tot het beste behoort wat Grunn te bieden heeft, hoe zit dat als hij meedoet in de nationale competitie?
Als was zij mijn vrouw opent met een reeks over verlies en verlatenheid. Er sterft een zusje, de dichter wordt gedumpt door een hotelmanager, tante Auwien verschijnt postuum in een droom, de mooie bakker krijgt kanker in zijn knie en gaat dood. Daarna volgen Schildersliedjes, over beeldende kunst of geschreven na het zien van schilderijen. Tot slot een afdeling getiteld Andere mannen en situaties, gedichten die lastig onder één noemer te brengen zijn.
Dat van die noemer is karakteristiek. Glas laat zich moeilijk vangen, glipt tussen de vingers. Denk je dat de Nederlandstalige Glas zijn gedichten minder vaak ophangt aan voor Noorderlingen herkenbare locaties en situaties, stuit je prompt op Westeremden in mei en Polderlandschap. Denk je dat zijn Groningse gedichten intiemer zijn, wordt die gedachte in Als was zij mijn vrouw meerdere malen gelogenstraft.
De Nederlandstalige Glas verschilt in toon en vorm niet bijster van de Groningse. Je neemt jezelf altijd mee, ook in een andere taal. Hij mag dan het Gronings nog met de paplepel hebben binnenkregen, zijn wereld is zo Nederlands als de wisseling der seizoenen. Tweetaligheid bestaat, maar dat wisten de allochtonen onder ons al veel langer.
Het fundament onder zijn opvallend terloopse poëzie wordt veelal gevormd door anekdotes en herinneringen, soms zoet, soms wrang. In Roerdomp wordt een seksuele ervaring beschreven: 'Jij kon het al een beetje/ Het moest naakt dat wist ik wel'. En dan worden ineens ouders opgevoerd: ‘Onze ouders gebruikten argeloos dezelfde nacht’ (…) ‘Ze wisten niks. Ze hadden net zo goed konijnen kunnen zijn./ Als het maar ademde./ En ze namen grote slokken lucht.’
Ouders spelen een prominente rol. Met moeder wordt vaak gebeld, vader laat zich niet begrijpen. Uit Het ontsnapte hart: ‘Ik kreeg een dierenhart van vaderskant./ ik kon er niet van slapen./ Het hart ontsnapte het huis uit/ de nacht in// De nacht is een donker woud/ met vertrouwde geluiden en geursporen./ Dat heb ik in een gedicht gelezen.// Mijn vader las geen gedichten/ Mijn vader inspecteerde ieder jaar/ de vogelnestjes.’
En dan is er de tederheid in zijn gedichten, het sensitieve element. 'Nog steeds denkt men vaak dat ik een meisje ben./ Een lief, verlegen meisje./ Ik hoef daar niets voor te doen./ Mannen willen mij behoeden.'(Uit: De zoon en de zee). Regels met een schoonheid die je kunt aantreffen in mislukte foto's, bij gepensioneerde acteurs, bloemen die langer op de vaas mogen staan. En in figuratieve schilderijen waarin het realisme is verlaten en verruild voor fantasieën en concepten. Typerend voor de poëzie van Glas is dat hij er in slaagt het raadsel te vergroten, om met Harry Mulisch te spreken. Het alledaagse voorbij, altijd net om de hoek verdwijnend.
Terug naar de nationale competitie. Afgezet tegen Tonnus Oosterhoff, Wouter Godijn, Eva Gerlach, Luuk Gruwez, Tsead Bruinja – noem eens iemand – komt Glas nog maar net kijken – Dubbel Glas ten spijt. Maar denkend aan de C. Buddingh'-prijs, de jaarlijkse onderscheiding voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar, mogen we zeggen: Dames en heren, voorlopig hebben we een winnaar.
Boeken Dubbel Glas. Ale gedichten en Als was zij mijn vrouw. Auteur Jan Glas Uitgever kleine Uil Prijs 15 euro