De manier van Marcel Möring
20-4-11
‘Een rijk en geweldig boek, van een groot schrijver.’ Aldus besloot Woest & Ledig in 2006 een juichende bespreking van Dis, toen de nieuwe roman van Marcel Möring (foto Keke Keukelaar). We stonden in dat oordeel alleen, bleek later. Vrijwel alle andere besprekers in Nederland hadden geen goed woord voor het boek over. Möring zou zich vertild hebben aan zijn apocalyptische vertelling. En niet alleen omdat hij de hoofdstad van Drenthe had afgeschilderd als de aars van de wereld.
“Ik heb betere ontvangsten gehad”, blikt de schrijver van Mendels erfenis, Het grote verlangen en In Babylon vijf jaar later terug. “Ik had er ook wel een beetje rekening mee gehouden”, voegt hij daar aan toe. “Een schrijverschap kent een bepaalde dynamiek. Na succes op succes en de daarbij behorende prijzen komt er een moment waarop het voor de literaire kring even genoeg is. Als je dan ook al geen deel uitmaakt van die kring…”
Natuurlijk was hij teleurgesteld – mede omdat voorbij werd gegaan aan wat het boek wilde zijn. “Dis is in stijl en vorm de recapitulatie van mijn leesgeschiedenis: Homerus, Dante, James Joyce. Een geschiedenis waar veel van is verdwenen. Ik wilde laten zien wat er nog mogelijk is. Dis is literaire lol! Ik vind dat literatuur kunst moet zijn, in plaats van consumptiegoed. In de hoofden van uitgevers, verkopers, besprekers en ook schrijvers lijkt alleen plek voor A tot Z- verhalen met heldere causale verbanden.”
Dat de roman nadrukkelijk aan een provincieplaats was geklonken, hielp ook niet mee. “En dan niet aan Groningen, maar aan Assen”, gnuift Möring. “We zijn in Nederland niet erg sterk in onze relatie met de provincie. We schamen ons voor ons accent en voor onze plaatselijke verbondenheid. Vergelijk dat eens met Engeland. Hier doen we alsof het beloofde land pas wordt bereikt als je de provincie voorgoed hebt verlaten. In Nederland willen we niets met de provincie te maken hebben.”
De reacties uit Assen waren positiever. “Toen er een avond rond Dis werd gehouden kreeg ik een waarschuwing: ‘Pas maar op jong, ze willen je bloed.’ Dat kan nog pittig worden, dacht ik. Het bleek enorm mee te vallen. Voor het eerst sinds mijn vertrek uit Drenthe zag ik die avond iets van zelfbewustzijn in Assen, om niet zeggen trots. Assen wás in de jaren tachtig een gat waar niks kon, waar alleen gesloopt werd. Dat vond niet alleen ik. Dat vond iedereen. Nu is sprake van een drive, er gebeurt iets.”
Dis staat bol van woede. Over wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Joden is gebeurd en over wat ene Marcus Kolpa in de jaren tachtig overkomt als hij merkt dat hij de stad van zijn jeugd is ontgroeid. Diezelfde Kolpa staat centraal in Louteringsberg. In dit op zichzelf staande vervolg is de hoofdpersoon rijk geworden van één boek en een erfenis en leeft hij geïsoleerd in een groot huis op een berg in Oost-Nederland. Zijn vrouw is op mysterieuze wijze verdwenen, zijn geëmigreerde moeder overleden, zijn dochter het huis uit.
Louteringsberg was voor de helft voltooid toen Dis verscheen. “En ik was begonnen aan een derde deel”, vertelt Möring. “Aanvankelijk dacht ik aan één boek van 1000 bladzijden, maar het bleken onverenigbare grootheden. Ik kreeg het niet bij elkaar, het werd te geconstrueerd. Een boek moet voor de lezer natuurlijk aanvoelen. Ik hou van boeken als gevonden voorwerpen, als een steen die je op het Balloërveld kunt vinden. Geen baksteen met rechte hoeken, maar iets waar de tijd overheen is gegaan.”
Een ontwikkelingsroman over een man die de vijftig is gepasseerd, noemt Möring het. “Ik wilde een aantal dingen, zoals een zedenschets maken over de afgelopen dertig jaar. Uiteindelijk vond ik het interessanter Marcus Kolpa verder te verkennen, een man die zó boos was en daarna zó gekwetst werd door de verdwijning van zijn vrouw en het vertrek van zijn moeder. Wat doet de verbijstering en teleurstelling die daar op volgt? Mijn boeken gaan over de letterlijke invloed van geschiedenis. In dit geval een geschiedenis die dichtbij staat.”
De opgave was het verhaal niet in bitterheid en cynisme te laten eindigen. “Ik wilde openheid en licht aan het einde. Verlichting, zonder metafysisch te worden. Dat bleek nog moeilijk. Kolpa noemt zich een paar keer Boeddha op de berg. Hij is zeker geen Boeddhist. Maar het Boeddhisme is een levensfilosofie, en om dat praktische gaat het in Louteringsberg. Om de vraag: ‘Wat doet een mens als hij niet kan terugvallen op religie of politiek?’ ”
Möring spreekt van een persoonlijk boek. “Als schrijver probeer je altijd jouw personages te doorgronden. Daarvoor moet je soms diep in jezelf graven en wordt schrijven een zelfstudie. Bij eerdere boeken gebeurde het soms dat ik vastliep, dat loste ik op door er omheen te schrijven, met techniek. Dit keer heb ik het anders aangepakt. Als ik nu vastliep, wachtte ik tot er iets gebeurde. En dan gebeurde er ook iets. Ik heb geleerd dat de kern zich daar bevindt waar het moeilijk wordt.”
Louteringsberg is tevens een reflectie op de huidige tijd, zegt hij. “Op de hijgerigheid van deze tijd, de heftigheid van onze reacties op wat er gebeurt. Mijn hoofdpersoon leidt een geïsoleerd bestaan. Daar is bewust voor gekozen, ook als pleidooi om nu eens niet te hoeven reageren op de wereld. Ik word als schrijver voortdurend om mijn mening gevraagd. Vaak heb ik die gegeven. Tot ik dacht: ‘Je kunt wel vanalles vinden Möring, maar je zit er achteraf meerdere keren naast. En de andere helft van jouw meningen is niet goed doordacht.”
Wat niet wil zeggen dat hij niet maatschappelijk betrokken is. “Ik heb wel een mening, maar die is niet voor de krant van morgen. Ik maak me over álles druk. Vooral dat we er niet in slagen de wereld tot een betere plek voor grote groepen mensen te maken terwijl de middelen en mogelijkheden wel voorhanden zijn. Ik ben opgevoed met het vooruitgangsdenken. Ik weet het, dat was de illusie was van begin jaren zestig, maar het idee leeft nog steeds in mij. Ik ben niet cynisch, ik ben teleurgesteld over wat wij nalaten te doen.”
De barricaden op? “Voor veel schrijvers is schrijven iets dat je heel misschien thuis doet. Die reageren via debat en opinie en lijken kranten en televisie belangrijker te vinden. Het is mijn rol om romans te schrijven. Dat is een manier die weinig te maken heeft met het heftige hier en nu, maar appelleert aan het denken van de lezer zelf. Daar haal je misschien niet direct een mening of een oplossing uit. Maar als het goed is, doet het wel iets. Anna Karenina heeft meer invloed gehad dan alle kranten die destijds zijn verschenen. Ik geef toe, schrijven is een omslachtige manier van communiceren. Maar het míjn manier.”
Normaal ruimt Möring na het afleveren van een roman zijn kamer op en worden de meubels verplaatst. Dit keer kan hij zich moeilijk losmaken van zijn boek. “Misschien komt het ook doordat Louteringsberg mij een vertrouwen heeft opgeleverd dat ik nog niet had toen ik met het schrijven eraan begon. Vertrouwen in de mensen, de wereld, de dingen. Een idee dat alles is zoals het is, en dat ík het niet beter kan maken. Noem het acceptatie, ook al blijf ik veel onacceptabel vinden.”
Toch kijkt hij al weer uit naar een nieuw boek, naar de voltooiing van wat zijn variant op De Goddelijke Komedie van Dante zal worden. Het paradijs wacht. “Een lekker vet boek. Een Joodse Umberto Eco,” luidt de belofte. “Tijdens het schrijven aan Dis en later ook Louteringsberg had ik soms zin er volop mee bezig te gaan. Ik moest mij bedwingen dat niet te doen. Want voor je het weet heb je Van der Heijden-achtige situaties met manuscripten op verschillende bureaus. Ik ben een maar een beer met een klein brein.”