Henk Kesler maakt valse start in Dierenpark Emmen
Stefan Nieuwenhuis nieuwe stadsdichter Groningen

Tegen de stroom in met Lammert Voos

Lammert Voos (foto: Jasper van Overbeek) heeft het nieuwe album van Killing Joke in de stereo gestopt, Absolute Dissent. Duister gebrul, traag zagende gitaren, onheilspellende drums. Gezellige muziek, vooral als je niet van vrolijkheid houdt. In één klap zijn we terug in de sombere, uitzichtloze jaren tachtig; Killing Joke heeft sinds de oprichting nauwelijks vooruitgang geboekt. "Moet dat dan?", reageert Voos gelaten. "Ik vind het wel mooi klinken. Lekker vertrouwd. Lekker veilig. Koffie?"

LammertVoos 
We bevinden ons aan de Kerklaan in Welsum, een klein dorp langs de IJssel. De rivier heeft momenteel meer ruimte nodig dan de lokale bevolking lief is, het pontje is uit de vaart en boodschappen doen lastig. Maar we zitten droog en praten, alsof er niks ernstiger is, over popmuziek, vroeger, gedichten en Groningen. Voos (Eenrum, 1962) is van veel markten thuis. Op Gedichtendag draagt hij voor tijdens de 12e Poëziemarathon.

Hij mag twee keer aantreden in Groningen. "Misschien dat ik tijdens Dichters in de Prinsentuin een goede indruk heb achtergelaten," luidt de aarzelende verklaring. "Louis Stiller had het na afloop over ‘de acht minuten van Voos'. Huub van der Lubbe – aardige kerel trouwens – schijnt behoorlijk last te hebben gehad van mijn luidruchtige aanwezigheid. Het kan ook komen, omdat ik in het Nederlands én het Gronings voordraag. Twee werelden bedienen, dat doen er niet veel."

Voos zegt het met trots in zijn stem. Gronings is de taal van zijn kindertijd. "Carrièrematig is het onverstandig, ik weet het. Met poëzie trek je al weinig publiek, met Groningstalige poëzie nog veel minder. Maar ik kan het niet laten. Ik mag graag tegen de stroom in gaan. Dat gaat vanzelf. Als dingen een beetje schuren, worden ze juist interessant."

Hij zijgt neer in wat vroeger een rookstoel werd genoemd, een zetel voor lange avonden rond de potkachel, en vertelt over zijn recente avonturen in de letteren. Twee jaar geleden debuteerde hij met de dichtbundel Klaai, begin vorig jaar volgde de opvolger Grensman en in november veroverde hij een plek in de bloemlezing Verrassend Nedersaksisch. Daarnaast stond hij als dichter, los van de Prinsentuin, onder meer op het Tuinfeest, Lowlands en de Zwarte Cross.

Vooral dat laatste deed hem plezier. "Ik ben in wezen een eenvoudige boer", analyseert hij. "Mijn lijf en kop staan het niet toe, maar iets in mij zegt dat er niks mooiers is dan motorracen, je volledig laten gaan en bier smijten – als dit zich maar niet tegen mij keert. Plat? Hoezo plat? Wat is er plat aan het leven zoals het is, zonder pretentie en ambitie? Herkenbaar. Niet te veel nadenken bij wat je doet, maar gewoon doen. Er is niks mis met gewoon leuk."

We praten over zijn jaren als zanger bij Umberto Di Bosso E Compadres, een rockband met een zompig geluid, kort flirtend met landelijk Nederpop-succes. Na Noorderslag bleek de top bereikt. "Alles waar ik toen als zanger van droomde, bereik ik nu als dichter", zegt hij. "En met meer gemak. Als je in een band speelt, moet je overleggen en agenda's trekken, reizen om te kunnen repeteren. Nu oefen ik vijf minuten in mijn eentje voor de spiegel."

Hij vertelt over zijn jeugd in Eenrum, Marum, Sneek en Groningen. Toestanden thuis, problemen op school, de onrust in een uitdijend lijf. "Ik ben altijd klein gehouden. Ik werd een fantast genoemd. Een aandachttrekker. Dát is de reden dat ik mij wil laten zien. Ja, het is allemaal heel particulier. Bij iedereen is de drijfveer particulier. Ik ga niet doen alsof er niks is gebeurd."

Na de muziek volgde de journalistiek in Deventer, over popmuziek en literatuur. "Op een gegeven moment schreef ik boekrecensies voor De Roskam. Kreeg ik van een eindredacteur dichtbundels toegeschoven in de hoop op zure stukjes – want dat leest zo lekker", vertelt hij. "Even ging ik er in mee. Tot ik mij begon af te vragen wie ik daar nu een dienst mee leverde. Die schrijvers niet, mezelf niet, de lezers niet. Sindsdien vind ik dat iedereen zelf moet uitmaken wat hij of zij ergens van vindt."

Dat Voos poëzie is gaan schrijven, is te danken aan Serge van Duijnhoven. Die gaf het advies songteksten in het Nederlands te schrijven. "In 1993 schreef ik in trein naar Amsterdam het gedicht Klaai. Briljant, vond ik zelf. En dat werd bevestigd. Opleiding? Ik ben ooit van de middelbare school getrapt. Poëzie is ingedikte taal met een zekere zeggingskracht. Multi-interpretabel. Meer weet ik er niet van. Ik trek mij niks aan van regels. Dat wil zeggen: als mijn eindredacteur zegt dat het anders kan of moet, pik ik het snel op."

De zenuwen voor een optreden zijn er niet minder om. Misselijk. braken. Nachten wakker liggen. "Dat was al zo toen toen ik nog met de band speelde. Ooit wil ik de Johnny van Doorn-prijs voor het gesproken woord winnen. En dat kan alleen als je veel optreedt. Maar ik heb het er voor over, want op een podium voel ik mij koning. Al duurt het maar vijf minuten."

Poëziemarathon

Lammert Voos treedt 27/1 twee keer op tijdens de Poëziemarathon in Groningen. Om 13.00 neemt hij deel aan het dichters-programma bij Buitenplaats Reitdiep en om 19.00 uur tijdens het streektaalprogramma in boekhandel Godert Walter. De bundels Klaai en Grensman zijn verschenen bij uitgever De Contrabas. Verrassend Nedersaksisch is een uitgave van uitgever kleine Uil. Zie ook http://voosfruit.blogspot.com/