'Dat lezen was in allen gevallen geen uitspanning'
23-2-10
“Lezen konden maar enkelen en vlot lezen soms de meesten niet eens. Hierdoor werd het lezen bij die enkelen ook meer een inspanning dan een uitspanning. Las men nog eens, dan was dit meestal in den Bijbel, maar de kennis en de ontwikkeling waren te gering, om er veel van te begrijpen. Dat lezen was in allen gevallen geen uitspanning. Andere boeken, Cats misschien uitgezonderd, worden in Drenthe niet veel aangetroffen, en couranten en tijdschriften, al bestonden ze in die tijden, kwamen niet over de drempel der eigenerfden, laat staan van de keuters.”
Dat verandert vanaf de oprichting van het departement Emmen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in maart 1852:
Rond 1850 telt Drenthe verschillende rederijkerskamers, volksbibliotheken en reciteercolleges, naast zanggezelschappen, liederentafels en leesgezelschappen. “Opmerkelijk is dat ook de dorpen en gehuchten in Zuidoost-Drenthe het voor elkaar kregen kleine gezelschappen bij elkaar te krijgen die probeerden op uiteenlopende manieren geestelijke impulsen aan de samenleving te geven,” schrijven Hoek en Bulte.
“Het waren particuliere initiatieven die de mensen aanspoorden naar de meest uiteenlopende voordrachten, lezingen en zanguitvoeringen te komen luisteren. Meestal hadden deze plaats tijdens de winterperiode (oktober tot april). Dergelijke bijeenkomsten werden vaak druk bezocht. (...)"
En: "Vooral leesgezelschappen zijn belangrijk geweest. Voor de leden was het belangrijk dat ze de mogelijkheid kregen in aanraking te komen met literatuur, wetenschap, verhalen en poëzie. Soms werden mensen van buiten uitgenodigd om voordrachten te houden of bepaalde stukken voor te lezen uit boeken van bekende schrijvers. In de meeste gevallen waren de voordrachtkunstenaars plaatselijke onderwijzers of hoofden van scholen die voor de nodige literaire kwaliteit konden zorgen.”