Hoe ver kan een schip in Drenthe zeilen? (2)
12-10-09
Na het zien van het nieuwe, zeer toegankelijke Tryater-stuk Fan de stêd en it libben en het lezen van een column van Henk Beuker over de bluit van ’t Drèents tennielleven schreef Woest & Ledig een stukje over de mogelijkheid van modern streektaaltheater in Drenthe. Gewoon, om eens te kijken hoever een schip in Drenthe kan zeilen.
Johan de Noord, directeur van Kunst & Cultuur Drenthe pakte de haansk op. Op de vraag of er behoefte is aan modern streektaaltheater zegt De Noord volmondig ‘ja’. “Omdat het een goed idee is, dat zeker gedragen gaat worden. Er bint voldoende toneelspeulers in Drenthe die hun teksten uutspreekt in het Drents. Dizze groep keuj nou ook iens een kans geven um hun spel op een ander nivo te till’n. Gewoon doen dus.”
Dat is nog geen cijfermatige onderbouwing van de behoefte, maar het is wel een teken van steun. Want als de directeur van Kunst & Cultuur Drenthe Drenthe ergens heil in ziet, is er in ieder geval een begin. De Noord ziet overigens niet alleen voor zijn organisatie een rol weggelegd, maar ook voor het Huus van de Taol, kunstencentra, particuliere kunstaanbieders, theaters, amateurkunstverenigingen.
Als eerste concrete stap nodigt de directeur van K&C Drenthe 'een groep enthousiaste mensen' uit om aan tafel te gaan zitten. Vooruitlopend draagt hij een paar gespreksonderwerpen aan. “Er moet er een stuk zijn”, begint De Noord. “Geef een schrijfopdracht aan mensen uit Drenthe, maar ook aan degenen die daarbuiten vertoeven en zich verbonden weten met Drenthe. De eerste opdracht zou de deur uit moeten twee jaar vóór het eerste stuk de planken opgaat.”
Daarnaast moet er regisseur gevonden worden. Waarbij het de vraag is of die regisseur moet worden aangetrokken worden voor één, of voor meerdere stukken. De Noord: “Het moet projecttheater worden, met per stuk en per regisseur een speelgroep. De eerste voorstelling zou je kunnen koppelen aan de culturele gemeente van Drenthe van dat jaar, maar ook aan een speciale activiteit in Drenthe.”
De Noord zou de spelers in eerste instantie zoeken bij bestaande toneelverenigingen, en dan ook met oog voor verenigingen in buurtschappen. “Dat stelt hen in staat te spelen voor een groter publiek waardoor hun talenten meer worden ingezet.” De Noord zou per stuk, en per regisseur, een speelgroep samenstellen die – na eventuele trainingen – in ieder geval alle Drentse gemeenten een keer aandoet.