Mart Brok en de reclame voor de poëzie
Veel Utrecht tijdens 24ste festival Doe Maar Dicht Maar

Erik Jan Harmens verklaart zich nader

ErikJan KekeKeukelaar Een bloemlezing met als ondertitel Nieuwe dichters uit de jaren nul. Een inleiding geschreven als een eisenpakket. En de publicatie van een heus manifest. Erik Jan Harmens (foto: Keke Keukelaar) weet hoe hij aandacht op zijn werk moet vestigen. Zijn dinsdag gepresenteerde overzicht Ik ben een bijl, met hedendaagse poëzie ‘die heult, broeit, kweelt, steekt, roetsjt, schmiert, ontzet, verwringt en zogenaamd paait’ is al spraakmakend voordat iemand ‘m goed en wel heeft kunnen lezen.

 

“Het is wat hectisch”, vat Harmens de drukte van de afgelopen dagen samen. Woest & Ledig spreekt de dichter en criticus kort voor de officiële presentatie van Ik ben een bijl in Amsterdam, terwijl op internet volop verwarring heerst over wat de literaire wereld nu precies aanmoet met zijn bloemlezing en vooral met het begeleidende Manifest voor een riskante literatuur.

 

Eerst maar eens over de selectie van de gedichten, negentig in getal. Dat van de jaren nul moet niet te strikt worden genomen, zo blijkt. “Deze bloemlezing bestrijkt de afgelopen tien jaar”, zegt Harmens. “Ik heb de debuutbundels van Menno Wigman en Ilja Leonard Pfeijffer als startpunt genomen, omdat ik dat twee belangrijke dichters vind met ieder een eigen toon. Bij Pfeijffer zit dat in de virtuoze taalexplosies, bij Wigman in het lyrisch romantische.”

 

Wigman en Pfeijffer vormen als twee pijlers de hoofdstructuur van Ik ben een bijl. Tegen hun gedichten kunnen die van andere worden afgezet. De eerste is met zeven gedichten opgenomen, de tweede met zes. “Dat aantal geeft de rangorde aan - voor zover dat mogelijk is”, nuanceert de samensteller. “Ramsey Nasr vind ik een zeer interessante dichter, maar hij heeft een neiging tot wijdlopigheid. Als ik meer van zijn gedichten zou opnemen, had ik een probleem gecreëerd.”

 

Wat opvalt, is een groot aantal niet eerder gepubliceerde gedichten. Zoals van Eus, Ellen Deckwitz en Tommy Wieringa. “Ik ken zijn poëzie van zijn optredens. Daar was ik zeer van onder indruk; de titel van de bloemlezing komt uit een van zijn gedichten”, zegt Harmens over de laatste. “Doordat ik regelmatig optredens bijwoon, kom ik veel in aanraking met podiumdichters. Daar wordt wel eens humeurig over gedaan. Maar ze maken niet per definitie mindere gedichten omdat ze op het podium staan. En iemand als Vicky Francken zou zo op papier kunnen debuteren, maar wil nog niet.”

 

Wat ook opvalt, is de afwezigheid van dichters als Vrouwkje Tuinman, Hanz Mirck, Wouter Godijn en ook Ingmar Heytze. “Ingmar is buiten de gekozen tijdspanne gedebuteerd. Maar als het binnen de tijdspanne was gebeurd, had ik ‘m ook niet opgenomen”, verklaart Harmsen. “Adriaan Jaeggi staat er ook niet in. Dat heb ik het meest moeilijk gevonden, dat ik vrienden moest passeren. Ik ben een bijl is een inhoudelijke bloemlezing. Ik heb scherpe keuzes moeten maken. Dat is niet altijd leuk.”

 

Wat de geselecteerde gedichten verbindt, is dat ze volgens Harmens iets over deze tijd zeggen. “Neem de invloed van internet. Onze manier van communiceren is de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Onze contacten zijn veranderd. Eén van dingen die mij opvalt aan de hedendaagse poëzie is de nadruk op familiebanden, op vriendschap en liefde. Wigman dicht op een bijzondere manier over zijn moeder.”

 

In het begeleidende manifest stelt Harmens onder meer dat ‘deze tijden van globalisering, immigratie, toenemende religieuze spanningen, oorlog, uitholling van de democratie (…) bijzondere eisen stellen aan de kunst.’ Hij legt uit: “We leven in een gure tijd, met veel onzekerheden. Denk aan mensen die worden uitgewezen. Tegelijkertijd zie je een schisma tussen wat er in de poëzie gaande is, en wat er in actualiteit gebeurt. Ik vind dat je als dichter niet aan die werkelijkheid voorbij kunt gaan.”

 

Het manifest is opgesteld in samenspraak met Ilja Leonard Pfeijffer, iemand die zich eerder grievend heeft uitgelaten over collega-dichters, waaronder veel podiumdichters. “Ik begrijp dat ik door het manifest met zijn opvattingen wordt verbonden. Maar ik ben het lang niet in alles met hem eens. Wat hij over Driek van Wissen heeft gezegd en geschreven, zijn niet mijn woorden. En ik weet zeker dat er in Ik ben een bijl dichters staan die Ilja nooit zou selecteren. Maar dit manifest bevat opvattingen waar we wel hetzelfde over denken.”

 

Welke waarde moeten we hechten aan een manifest van ‘slechts’ twee mensen? “Dat moet ieder voor zich bepalen. Ons gaat het om de punten die we naar voren brengen, niet om het aantal mensen dat het met die punten eens is. We hopen dat er een serieus debat ontstaat. Tot dusver heeft alleen Marc Reugebrink iets interessants opgemerkt, dat een niet-academicus eigenlijk geen bloemlezing zou mogen maken. Daar ben ik het niet mee eens, maar daar kun je wel wat mee.”

 

Bijl Een miesmuizer zou op basis van het manifest mogelijk concluderen dat het slecht gesteld is met de poëzie in Nederland. Die indruk wil Harmens graag wegnemen. “Ik ken de precieze cijfers niet, maar ik heb de indruk dat het wel goed gaat. Er gebeurt veel. Kijk naar Wintertuin, naar Lowlands. Nederland heeft niet zo sterke voordrachtscultuur, maar er zijn op dat gebied zoveel interessante dingen gaande, dat het een zonde is om daar de ogen voor te sluiten.”

 

Een omvattende verklaring voor de bloei heeft hij niet. “Het zal een reactie zijn op iets, op de bestaande kunstvormen misschien. Het prettige aan poëzie is dat het niet zo geformatteerd is. De poëzie van nu hoeft niet zonodig begrepen te worden. Je kunt het ook gewoon ervaren. Dat is wat op prijs wordt gesteld, volgens mij. Aan de andere kant: als ik naar de hoeveelheid debuutbundels kijk die ik onder ogen krijg, dan mag de drempel wel hoger. Vijf goede gedichten vormen nog geen goede bundel.”