De wederopstanding van Chr. J. van Geel
20-5-09
Chris van Geel was voor mij tot voor kort 'slechts' een naam die wel eens voorbij kwam in de boeken met literatuurgeschiedenis. Een Nederlands dichter uit de jaren vijftig – verder niets. Geen bekende gedichten, geen beroemde titels, geen anekdote, geen idee. Een heus Van Geel offensief, 35 jaar na zijn dood, brengt daar nu verandering in. Allereerst verscheen vorige maand de Van Geel-bloemlezing Het mooiste leeft in doodsgevaar. Vrijwel tegelijkertijd opende in Bergen een tentoonstelling met het beeldend werk, boeken, briefuitgaven en foto's van Van Geel (1917 – 1974). En nu heeft de redactie van tijdschrift De Parelduiker een nummer aan hem gewijd. Het beeld dat uit die informatiestroom oprijst, is dat van een kunstenaar zoals ze niet meer worden gemaakt. Terugtrokken levend in Noord-Holland. Nauwelijks bekendheid genietend buiten een kleine kring. Straatarm. In stilte bouwend aan een fascinerend oeuvre met gedichten als Ars poetica: Waar puin ligt en een oude fiets keerde mijn schoen een kistje om ik keerde op mijn schreden, keerde het om, ik dacht misschien ligt het toch liever andersom. Van Geel was een dubbelkunstenaar, een door André Breton goedgekeurde beeldenbouwer en surrealist en daarnaast een dichter van wonderschone miniatuurtjes. Een serieus brievenschrijver – onder anderen met Du Perron, Nescio, Geert van Oorschot en Elisabeth Eybers – en een verwoed verzamelaar van paperassen. Van Geel, die op zijn 40-ste als dichter debuteerde en op zijn 43-ste in het Stedelijk in Amsterdam exposeerde, hoopte rond zijn 55ste alles in samenhang te kunnen presenteren. Van Geel Totaal, zoals hij dat noemde. Maar in 1972 vloog het huis in brand dat hij met Elly de Waard in Groet bewoonde. In een terugblik beschrijft De Waard in De Parelduiker hoe de burgemeester van Bergen te hulp schoot. "Wij werden, berooid en wel, bij hem op het gemeentehuis uitgenodigd en het eerste wat hij vroeg: wat hebben jullie nu meteen nodig? Ja, een dak boven het hoofd, maar ook een schrijfmachine en een Van Dale. Die kwamen er." Kom daar tegenwoordig maar eens om. Twee jaar later was hij dood. "Van Geel had het nodig zich te isoleren", schrijft Renske van Dillen in haar een beschouwing over de relatie tussen zijn poëzie en zijn beeldende werk. "Niet alleen om vrij te blijven van, zoals Du Perron het verwoordde, ‘de schimmel van de bourgeoisie', maar ook omdat hij als mens volledig kunstenaar was. Er was geen onderscheid tussen leven en werk. Het maakte het in de tijd van verschijnen moeilijk zijn werk op waarde te schatten." De kans dat een kunstenaar na zijn dood opnieuw wordt ontdekt, terwijl hij bij leven en welzijn nauwelijks brede bekendheid genoot, is ronduit te verwaarlozen. Maar in geval van Chris van Geel is een wederopstandig allerminst uitgesloten. Boek: Het mooiste leeft in doodsgevaar. Auteur: Chr. J. van Geel. Samenstelling en inleiding: Willem Jan Otten. Uitgever: Van Oorschot. Prijs: €12,50 (84 blz.) Tijdschrift: De Parelduiker 2009/1. Prijs: €12,50 (104 blz.)