13 februari is het honderd jaar geleden dat Margaretha Leenmans (1909 – 1998) werd geboren. Aanleiding voor Woest en Ledig om dichters te vragen over hun band met Vasalis en haar werk. Vandaag deel 1.
Marga Kool
“Ik was zestien toen ik in aanraking kwam met de poëzie van Vasalis. Ik was wanhopig verliefd, een liefde die nooit wat kon worden, en toen las ik op school Wachten in den ochtend. Dat sloeg in als een bom.
Ik zat te wachten in een groot en leeg café,
in bont gedoken, rillend in mijn eigen vuur.
En alle bleke kelners wachtten mee...
Ze spraken weinig met gedempte stem:
ze wacht op hem, ze wacht op hem, op hem.
Daarna ben ik alles van haar gelezen. Ik ben in mijn vroegste werk duidelijk schatplichtig aan Vasalis, naast Maria Neeltje Min.
Toen ik lang geleden hoorde dat ze in Roden woonde, was ik verrast. Een Drentse! Ik ben jarenlang van plan geweest om eens bij haar op bezoek te gaan, maar de mare, dat ze terughoudend was, heeft me er altijd van weerhouden. Ik durfde gewoon niet. Zelfs niet toen ik met mijn radioprogramma Mandielig een goed alibi had om contact met haar te leggen. Ze stond voor mij te veel op een voetstuk: in relatie tot Vasalis ben ik altijd het meisje van 16 gebleven. Stom stom! Gemiste kans.
De grootste kwaliteit van haar poëzie zit in de emotie, in de sfeer. Veel van haar gedichten vind ik nu erg anekdotisch, vertellerig. En de taal is nu natuurlijk ook wat ouderwets. Maar bijna alle verzen hebben regels die zich voor altijd in je hoofd hebben genesteld, en die blijven ontroeren als je ze weer leest.
Mijn favoriete gedicht is dus Wachten in de ochtend. Vanwege het sentiment. Maar ook De idioot in bad. Die combinatie van eerst wat afstandelijk beschrijven en dan tegelijk steeds meer van binnen uit gaan voelen. Zulke mooi gekozen woorden, rijm, metrum, de beeldspraak, het begrijpen, het mededogen: alles klopt in dat gedicht.”
Marga Kool (1949) vertaalde voor de bundel Is ’t vandage of gister? werk van Vasalis in het Drents.
Martin Koster
“Ik leerde haar poëzie kennen tijdens mijn studie Nederlands. Ik werd het werk van Vasalis bij wijze van spreken ingerommeld. En zo hoort dat ook. Ik heb haar nooit ontmoet, maar met grote regelmaat gezien in de Albert Heijn in Roden. 't Was een kranige vrouw, een rimpelige appel zoals je ze tegenwoordig niet meer ziet in de Albert Heijn. Als ik haar een tijdje niet meer zag, vreesde ik het ergste. Maar dan was ze er weer. Tot ze ging recyclen, vanzelf.
De grootste kwaliteit van haar poëzie zit in de bedrieglijke eenvoud en de tijdloosheid. Het verglijden van de tijd als onvergankelijk thema. Voor mijn Vasalis-vertaling in het Drents heb ik me laten inspireren door Afsluitdijk: ‘Vaart mien busse weer as een kamer deur de nacht.’ Het kiezen van een favoriet blijft moeilijk. Ik kies Sotto Voce. Als iemand 'uit de tijd' gekomen is, gebruikt men uit dit vers de mooie regels: ‘En niet het snijden doet zo'n pijn,/ maar het afgesneden zijn.’ Ook hier weer het onherroepelijke van de tijd.”
Martin Koster (1950) is dichter en vertaalde voor de bundel Is ’t vandage of gister? gedichten van M. Vasalis in het Drents.
Ronald Ohlsen
“Toen ik een jaar of zestien was ging ik vaak naar de bibliotheek in Delfzijl om gedichten te lezen. Uitgeverij Wolters-Noordhoff gaf in die tijd het literaire blad Diepzee uit met op de achterkant een gedicht. Voor een van de nummers was de keuze gevallen op Sotto voce. Ik las dat en raakte zozeer onder de indruk dat ik nog precies weet op welke plek ik zat op dat moment. Ik zou de tafel kunnen aanwijzen als die er nog stond.
Later kwam ik erachter dat ik ben opgegroeid met een tekst van Vasalis. Niet ver van onze voordeur in de Marcus Buschstraat in Delfzijl staat een beeld in brons van Anne Dekking- van Haeften met op de sokkel staat een tekst van Vasalis. Ik zal die regels als kind wel gelezen hebben, want ik las elke tekst die ik op straat tegenkwam hardop voor.
In 1987 heb ik haar opgezocht in haar huis in Roden. Ze leefde nogal teruggetrokken, maar ik vond haar zeer vriendelijk en buitengewoon scherp. Ik studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de RUG en heb haar geïnterviewd voor een vak waarbij je de opdracht kreeg iemand te interviewen. Ik was een jochie van negentien en had hoge dichterlijke aspiraties. Ongelofelijk, dat ik daar aan tafel zat met een van de grootste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw.
De grootste kwaliteit van haar poëzie is de ogenschijnlijke eenvoud ervan. Haar gedichten mogen dan toegankelijk lijken, maar als je ze aandachtig bekijkt, zie je met welk een raffinement ze geschreven zijn. Neem nou: ‘Nog is het mooi, 't geraamte van een blad, / vlinderlicht rustend op de aarde,’ De keuze voor de woorden ‘geraamte’ en ‘vlinderlicht’ is bijzonder uitgekiend. Vasalis verandert hier in twee korte regels een gevallen herfstblad in een stoffelijk overschot met menselijke trekken dat, oh ironie, de mogelijkheid lijkt te hebben om op te fladderen als een vlinder. Dat is nogal wat.
Ik lees haar gedichten nu al meer dan vijfentwintig jaar. Eén favoriet heb ik niet. Haar oeuvre kent zoals alle oeuvres hoogte- én dieptepunten. En soms spreekt een gedicht me ineens aan terwijl het me daarvoor nooit iets zei.”
Ronald Ohlsen (1968) is dichter en werkt met stichting Beeldlijn aan een documentaire over M. Vasalis.
Anneke Claus
“Het eerste gedicht dat ik van haar las stond in de Dikke Dautzenberg, het lijvige boek dat ik zo'n beetje elke dag meesleepte naar de Nederlandse les op de middelbare school. Als ik me niet vergis was het De idioot in het bad. Ik deze verzen stijgt Vasalis boven zichzelf uit. Het is zonder meer een van haar meest transparante, beschouwelijke teksten en, belangrijker nog, een van haar minst psychologiserende.
Waar veel van haar gedichten opgebouwd zijn als een serie (natuur)indrukken gevolgd door een helder inzicht en een introspectie aan het slot, ontbreekt hier de stem van psychiater Vasalis die zich afvraagt wat het zojuist waargenomen schouwspel voor haar persoonlijk betekent. Die teruggetrokkenheid geeft de tekst iets voyeuristisch; een scherp randje, dat in andere gedichten naar mijn smaak ontbreekt.
Er is nog een gedicht van Vasalis dat toen ik het voor het eerst las grote indruk op me maakte: Is het vandaag of gistren, een indringende tekst over haar hoogbejaarde demente moeder. Maar dat is jammerlijk besmet geraakt toen een tante het luid snikkend voordroeg op de begrafenis van mijn oma. De gelijkenis ging op tot in de kleinste details. Een betere manier om van een kunststuk een tearjerker te maken is er niet. Ik kan dat gedicht niet meer zien of horen.
Vasalis is een meester in personificaties. Voorwerpen, planten en dieren krijgen een ziel en diepe gedachten toegedicht en gaan een geheimzinnig eigen leven leiden. In het beste geval komen daar wonderlijke, dromerige teksten van. Maar soms dicht Vasalis haar stenen, bomen en ezels teveel menselijke eigenschappen toe - dat doet inbreuk op hun anders-zijn.
Het is moeilijk in te schatten of aan die mindere gebreken nog iets veranderd zou zijn als Vasalis' productie niet acuut na de Tweede Wereldoorlog was opgedroogd. Ze schreef toen nog wel, maar publiceerde niet langer, omdat ze haar persoonlijke zielenroerselen in het niet vond vallen bij het drama dat zich zojuist had voltrokken. De drie bundels die ze achterliet vormen een afgemetenheid waar veel dichters van vandaag nog een puntje aan zouden kunnen zuigen.”
Anneke Claus (1979) publiceerde als dichter twee bundels en is sinds eind januari stadsdichter van Groningen. Foto: Jan Glas.