Bloemlezer Gert Jan de Vries is ongelukkig met de Drentstalige versie van het gedicht Ezzo's lied in de Canon van de Europese poëzie. De Vries wil bij een tweede druk van het overzicht, dat hij met Ilja Leonard Pfeijffer samenstelde, het Drents vervangen door een vertaling die in heel Nederland makkelijk kan worden gelezen.
Ezzo's lied is een gedicht uit circa 1063 in het vroegmiddelhoogduits. Ard Posthuma uit Groningen en Gerard Stout uit Peize maakten voor de Canon een Drentse vertaling omdat in de elfde eeuw nog geen standaard-duits bestond. Van Ezzo's lied zijn alleen twee verschillende dialectversies overgeleverd; een vertaling in ABN zou volgens de vertalers geen recht doen aan het origineel.
De Vries is op zich tevreden over de kwaliteit van de geleverde vertaling, maar denkt bij nader inzien dat het Nederlands beter is om 'onderling te kunnen communiceren'. "Je mag rustig aannemen dat het Nederlands dat in de elfde eeuw werd gesproken meer op het Drents van nu leek dan op het huidige ABN. Maar het is nooit onze bedoeling geweest om een Drentse vertaling op te nemen."
Van de ruim vijfhonderd gedichten in de Canon zijn er twee in een andere taal dan het Nederlands opgenomen: Jong seun van Elisabeth Eybers in het Afrikaans en Ezzo's lied in het Drents. Daarnaast zijn eeuwenoude vertalingen opgenomen van bijvoorbeeld Vondel en Huygens. De Vries: "Dat waren niet alleen uitstekende dichters, maar ook puike vertalers. Waar hun vertalingen nog goed leesbaar waren, hebben we ze niet door moderne vervangen."
Het gedicht van Eybers is volgens De Vries in 'zulk klaterhelder Afrikaans’ geschreven dat het idioot zou zijn geweest het te vertalen. "Iedereen kan het lezen en elke vertaling schiet gegarandeerd te kort." In het geval van het Drents ligt het anders, meent de bloemlezer. "Ik heb niks tegen het Drents, maar dit is nu eenmaal een boek voor heel het Nederlandstalige gebied."
Gerard Stout betreurt het besluit: "Juist in de poëzie wil ik graag verrast worden. Het lijkt er veel op dat het kleinsteedse ook in de literatuur doordringt." Ard Posthuma spreekt de hoop uit dat de verwijdering van de Drentse vertaling leidt tot een run op de eerste druk. "Betere reclame kan de Canon zich niet wensen.”
In januari verschijnt overigens een tweede, luxe versie van de bloemlezing. Daarin staan naast de vertalingen ook de originele teksten, zodat lezers zelf kunnen controleren of de vertalers hun werk grondig hebben gedaan. Die dubbeldikke versie zal in de eerste druk niet het Drents bevatten, maar ook gedichten in onder meer het Albanees, Bulgaars, Faeroërs, Samisch en Retroromaans.
De Vries: “Zelfs het idee dat dit project erg moeilijk en tijdrovend was, bleek een ernstige onderschatting. Tijdens het speurwerk kwamen we er achter dat we van het Albanees, Bulgaars en nog een stuk of wat talen niets wisten. Het bevestigde dat dit boek belangrijk is: er was tot nu toe gewoon geen overzicht van de Europese poëzie. We deden dus pionierswerk.”
Om een afgewogen beeld te kunnen geven, hebben de twee specialisten raadgepleegd, bibliotheken bezocht, secundaire literatuur gelezen en eindeloos op internet gesurft. “Zelfs voor de grote taalgebieden - die we natuurlijk wel behoorlijk kenden - hebben we nog adviezen ingewonnen. Vervolgens hebben we wel zelf een zorgvuldige afweging gemaakt. De absolute objectiviteit van de canon is namelijk onze objectiviteit.”
Het begrip Europese poëzie is breed gehanteerd. Naast Engelse, Portugese en Nederlandse dichters zijn dichters uit Zuid- en Noord-Amerika opgenomen. “Omdat ze diepgaand door elkaar zijn beïnvloed en deel uitmaken van dezelfde traditie, of je die nu Europees noemt of anders. Dus natuurlijk hebben we Cummings, Drummond d’Andrade en Krog opgenomen. En dat is geen annexatie, maar een dankbetuiging. Poëzie spot met geografische beperkingen.”
Nederland is met 43, België met 11 en Friesland met 3 gedichten naar verhouding ruim vertegenwoordigd in de Canon. De Nederlandse gedichten zijn onder meer afkomstig van ‘noorderlingen’ als Hendrik de Vries (Mijn broer), Slauerhoff (Woninglooze), M. Vasalis (De idioot in het bad), Fritzi Harmsen van Beek (Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping) en Tonnus Oosterhoff (Kritiek).