IJsvrij voor Woest en Ledig
31-12-08
'Gezicht op Kampen' (1663) door Barent Avercamp
Wegens ijsvrij en jaarwisseling schort Woest en Ledig de berichtgeving tijdelijk op.
'Gezicht op Kampen' (1663) door Barent Avercamp
Wegens ijsvrij en jaarwisseling schort Woest en Ledig de berichtgeving tijdelijk op.
Herman Pleij, dit jaar afgezwaaid als hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, verzorgt dinsdag 30 december de eindejaarslezing tijdens het W.G. van de Hulstfestival in Hasselt. Tijdens de vierde editie van het literaire evenement rond jeugdboekenschrijver Van de Hulst (1879-1963) treedt een reeks aan schrijvers en verhalenvertellers op.
De vertellers, onder wie de inmiddels 80-jarige Tob de Bordes, Peter van Pagee en Janna van den Berg, treden op in dertien huiskamers en salons in het Hanzestadje bij Zwolle. Andere optredens worden verzorgd door de schrijfster Marian Berk en Anna Woltz en zangeres/actrice Wieteke van Dort.
Het literaire deel speelt zich af in de Gereformeerde Kerk. De Grote- of Stephanuskerk beidt een programma met inloopconcerten. Het jaarlijkse W.G. van de Hulstfestival begint meer en meer een tegenhanger van het Dickensfestijn in Deventer lijken. Ook in Hasselt ligt de nadruk op nostalgie met onder meer de verbeelding van Van de Hulstfiguren en een Eddy Christani revival.
W.G. van de Hulst was een van de meest gelezen kinderboekenschriivers uit de eerste helft van de vorige eeuw. Bekende werken van zijn hand zijn onder meer Jaap Holm en z’n vrinden (1910), Bijbelse vertellingen voor onze kleintjes (1926) en In de Soete Suikerbol (1938). Zijn boeken werden geillustreerd door zijn zoon, W.G. van de Hulst junior.
Onder leiding van uitgever Vic van der Reijt debatteert dichter Driek van Wissen op 6 januari in Groningen met directeur Bas Kwakman van Poetry International. Aanleiding is verkiezing van een nieuwe Dichter des Vaderland (DiDeVa) eind januari. Voorafgaand aan het debat wordt de bundel Voor het vaderland weg gepresenteerd met een keuze uit de gelegenheidsgedichten die Van Wissen de afgelopen vier jaar heeft geschreven.
Zittend Dichter des Vaderlands Van Wissen heeft grote bedenkingen bij de veranderingen die onder leiding van Poetry International zijn doorgevoerd om tot een nieuwe DiDeVa te komen. Tijdens het openbare debat wordt onder meer gediscussieerd over de eisen die aan een DiDeVa worden gesteld, over de vraag waarom goede poëzie onbegrijpelijk zou moeten zijn en over mogelijke problemen bij de nieuwe verkiezingsprocedure.
De organisatie van het debat is in handen van Sociëteit De Sleutel. Aanvang van het debat is 20.30 uur aan de Noorderhaven 72 in Groningen. De presentatie van Voor het vaderland weg is om 19.30 uur. Toegang is gratis. Zie ook www.dichterdesvaderlands.nl
Van de vijf kandidaten die Dichter des Vaderlands kunnen worden, lijkt Erik Menkveld (foto: Bert Nienhuis) over het minste profiel te beschikken. Met de nadruk op lijkt; een klassieke outsider is Menkveld allerminst. “Mijn bundels hebben meerdere drukken gehaald. Ik heb prijzen gewonnen. Er zijn grote interviews met mij gemaakt. We moeten niet doen alsof ik net kom kijken”, zegt hij.
Menkveld (Eindhoven, 1959) moest lang nadenken toen hij per brief werd benaderd zich kandidaat te stellen. Dat had niets te maken met bedenkingen bij de functie, vertelt hij. “Ik heb vijf jaar bij Poetry International gewerkt en van nabij gezien hoe het in het leven is geroepen. Ik vind het een goed instituut. Ik ben voorstander van een ambassadeur die zich breed en sterk maakt voor de poëzie in Nederland.”
De twijfel kwam vooral voort uit de vraag of hij ‘wel zo’n dichter is die Dichter des Vaderlands zou kunnen zijn’. “Uiteindelijk heb ik ja gezegd. Ik ben jaren redacteur geweest bij De Bezige Bij en nu werkzaam bij het Fonds voor de Letteren en toevallig ook redacteur bij Cossee van Tsead Bruinja. Ik ben thuis in de Nederlandse poëzie. Ik ben iemand die wel initiatieven kan ontplooien. En ik zie het als een uitdaging om goede gelegenheidsgedichten te schrijven.”
Met dat laatste heeft hij in zijn meest recente bundel, Prime Time, ervaring opgedaan. “Tijdens de Renaissance was het gewoon als een dichter werd gevraagd een lofdicht te maken. Het is een romantisch idee om te denken dat een gedicht niet uit een opdracht mag ontstaan, dat het alleen vanuit jezelf moet komen”, doceert hij. “Het gelegenheidsgedicht is een interessant genre. Het past wel bij mij - ik hou van compacte gedichten, strakke vormen.”
Menkveld leest alles wat hij aan gedichten schrijft hardop voor. “Om te horen of het werkt, maar ook vanwege de klank. Ik ben geen performer, en ook geen acteur, maar ik treed graag op. Ik ben ook niet iemand die gedichten maakt voor kinderen en evenmin een leuke jonge vrouw, helaas. Ik ben alleen maar een dichter. En – wat ik normaal minder snel over mezelf zou zeggen – ook ik ben een heel goede dichter.”
Menkveld voelt weinig voor het voeren van een intensieve campagne om te worden gekozen. “Er zullen niet veel mensen stemmen, misschien een paar duizend. De meeste mensen die serieus in poëzie geinteresseerd zijn, kennen mij wel. Van alle kandidaten wordt verwacht dat ze zich presenteren middels een gedicht. Daarnaast verschijnt er een profiel in NRC/Handelsblad. Dat is het. Het gedicht zal het moeten doen.”
Concrete ideeën over wat hij, eenmaal gekozen, van de grond wil tillen, zijn er nog niet. “Komrij heeft destijds goede dingen in gang gezet met Awater, De Poëzieclub en zijn bundels met werk van onbekende en vergeten dichters. En verder, tja, eenzame uitvaarten, masterclasses, meer aandacht voor poëzie in kranten en op radio en televisie. Een goed poëzietijdschrift op internet, dat vind ik ook belangrijk”, zegt hij.
Als Dichter des Vaderlands wil hij in ieder geval veel aandacht besteden aan educatie. “Ik weet uit ervaring dat jongeren wel degelijk open staan voor poëzie, zeker allochtone jongeren. Vooral het lezen van poëzie zou je binnen het onderwijs goed kunnen stimuleren. Er worden veel gedichten geschreven in Nederland, maar het poëzie lezen schiet er jammer genoeg bij in. Daar zou ik als Dichter des Vaderland wel iets aan willen veranderen.’
Gevraagd welk gedicht een beeld geeft van zijn dichterschap, schuift Menkveld Te Emmen naar voren, uit zijn debuut De karpersimulator, een bundel uit 1997 met opvallend veel vrolijk makende poëzie. “Ik ben niet zo van de ironie, wel van het lichtvoetige en absurdistische, vooral in mijn eerste twee bundels”, legt hij uit. “In mijn gedichten gaat het vaak om inlevingsvermogen en om greep krijgen op dingen buiten je zelf.”
Te Emmen
Evenzeer als wij het nauwgezette
zwemmen en metallic blauwe
van een kleine Afrikaanse vis
te Emmen vanmiddag, waterlelieblad
dat zich met rode kop optrekt
tot waterschildpadschild,
een dagpauwoog in de vlindertuin
die mijn hand voor wilde orchis
aanziet en heel Drenthe buiten
evenzeer.
‘Dolce far niente’ (1879) van J.W. Waterhouse
Het Groninger Museum helpt het publiek door de winter met behulp van J.W.Waterhouse, een Britse kunstschilder over wie weinig bekend is en waarvan nu voor het eerst in Nederland een groot overzicht wordt getoond. Gehoopt wordt dat Betoverd door vrouwen – zo heet de tentoonstelling – het museum een heuse blockbuster zal opleveren. Te zien tot en met 3 mei 2009.
Waterhouse (1849 – 1917) had een voorkeur voor thema’s uit de Middeleeuwen en de klassieke oudheid. Omdat veel van zijn onderwerpen niet meer appelleren aan onze parate kennis heeft het museum een handzaam boekje samengesteld. Het kan gelezen worden als een wie-is-wie op het canvas: keizer Honorius, de Heilige Eulalia, Miranda, Circe, Mariamne, Penelope et cetera.
Veel vrouwen dus, voornamelijk van het smachtende type. Prachtig geschilderd, met veel dramatiek en mooie kleurtjes, op groot formaat. Heel romantisch en misschien daarom ideaal voor liefhebbers van zwarte romantiek, dweperij en gothic. Hoewel er niet eens uitputtend veel werken van Waterhouse in Groningen hangen – alleen in de zalen op de benedenverdieping – word je er als kijker ook een beetje moe van. Al die zoetigheid, al die overdaad. Altijd maar chocolade is ook niet gezond.
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’
Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag.
Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken.
De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
Woest en Ledig schort de berichtgeving tijdelijk op.
(Gravure Gustave Doré)
“Wat denkt die Möring wel, dat hij ook al gedichten kan schrijven?" Met woorden van deze strekking presenteerde Marcel Möring in radioprogramma Podium 30 van Radio Drenthe de bundel Reinigingsadvies. Zijn debuut als dichter was de optelsom van zo’n dertig jaar poëzie schrijven waar nooit veel ruchtbaarheid aan was gegeven, vertelde hij.
Möring bleek als dichter begonnen, maar liep op een gegeven moment vast in een streven naar perfectie; hij sleutelde zijn gedichten dood. Het schrijven van proza ging hem makkelijker af. Dat wil zeggen: het leverde hem in elk geval meer pagina’s én succes op. Sinds de voltooiing van de magistrale roman Dis, waarin een keur aan genres en stijlen wordt beoefend, lijkt hij definitief los geschreven.
Een bundel poëzie ontbrak er dus nog aan. Voor de radiomicrofoon dekte Möring zich in tegen al te hoge verwachtingen. Op een enthousiaste ontvangst van critici rekende hij niet – vandaar het schamperende ‘wat denkt die Möring wel’. De verkoop schatte hij in op ‘een paar honderd exemplaren’. Aanzienlijk meer dan een doorsnee debuut, vooral omdat hij als romanschrijver nu eenmaal een behoorlijk publiek heeft opgebouwd.
Reinigingsadvies telt 48 gedichten. De meeste kunnen gekarakteriseerd worden als proza-achtig, een trend die al een aantal jaren opgeld doet. Möring laat zich als dichter echter weinig gelegen liggen aan modes en grillen. Hij heeft een winkel geopend waar uitsluitend Möring-gedichten worden verkocht: associatieve, postmoderne poëzie met beelden ontleend aan het moderne leven van de grote stad en lange meanderende zinnen.
Veel gedichten hebben iets desolaats, iets fatalistisch. Zoals Immigrant:
Waar hij had gelopen met de reigerpas van iemand
die de lucht voelt tastte hij gebogen over zijn borst
dat het gloeien niet werd gezien. Hij keek nauwelijks
op zijn schoenen sleten van het vele de zwaartekracht
trok aan zijn broek zijn schouders droegen zijn jas niet.
Maar er is ook ironie. In Maatschappelijke posities wordt een dag beschreven uit het leven van een schrijver die zo weinig schrijft dat hij op de eerste plaats een gewone burgerman blijkt met gewone alledaagse dromen en wensen. Het leven gebeurt, we zitten er midden in, maar hebben er geen enkele grip op – dat idee.
Een aantal gedichten lijkt geschreven als één groot afwerend gebaar. In Lofzang op het incomplete – voor Sam, gaat dat zo:
Laat ruimte voor één steen als je je huis bouwt en
vertel de kinderen het einde van het verhaal niet.
sla bij het handenwassen een vinger over
laat in één kamer een lamp branden draai
het gas niet dicht en kam nooit je rechterslaap.
Het mismoedige titelgedicht is volgens hetzelfde stramien opgebouwd. En dan werkt het nog beter:
Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam
schrob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel
borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor
in de toiletten zeem de ramen haal wattenstaafjes door je oren
snuit je neus en reinig je nagels borstel het huis stofzuig waar ik was.
Möring is als dichter op zijn best als hij verwijst naar herkenbaar menselijk leed, zoals een echtscheiding en alle gevolgen van dien, het verglijden van de tijden en zelfs de aandelenkoersen. Greatest hits gaat zo:
Op een ochtend kraaien boven de eiken
van je jeugd en de mist van vroege weiden
ze ligt naast je. Je bent wakker geworden
En nu ben je thuis.
De ochtend zingt er is zon
alles is ver weg jij bent een lied
nog niet gezongen
niet af
en toch voorbij.
Eenvoud siert de dichter. De C. Buddingh-prijs zal Möring waarschijnlijk niet winnen, daarvoor biedt zijn debuut net te weinig verrassingen. Maar een nominatie moet toch mogelijk zijn. Want het bewijs dat hij ook deze literaire vorm beheerst, al is het (nog) niet tot in de puntjes zoals bij het proza, dat bewijs wordt met Reinigingsadvies overtuigend geleverd.
Boek: Reinigingsadvies. Auteur: Marcel Möring. Uitgever: De Bezige Bij. Prijs: €16,90 (64 blz.).
Het Joods Historisch Museum toont deze winter een groot overzicht met werk van fotograaf Bert Nienhuis. Tegelijkertijd is bij uitgeverij Atlas het boek Foto Bert Nienhuis verschenen waarin een beeld wordt geschetst van ‘een van de belangrijkste naoorlogse fotografen van Nederland’.
Nienhuis is sinds begin jaren zeventig actief als fotograaf voor onder meer Vrij Nederland, waar hij werkte met Ischa Meijer, Bibeb, Gerard van Westerloo, Max van Weezel en Joop van Tijn. Daarnaast maakte voor hij datzelfde weekblad sociale reportages met titels als De Antillenstraat te Roermond, De pont van kwart over zeven en De geheel verzorgde illusie.
Als portretfotograaf wordt Nienhuis geroemd vanwege zijn ‘ongekunstelde stijl, originele ensceneringen en een scherp oog voor het subtiele, maar veelzeggende detail’. Vooral met het lang en intensief volgen van gewone mensen in hun alledaagse bestaan leverde hij een belangrijke bijdrage aan de vernieuwing van de fotografie in Nederland.
Dat zijn werk in het Joods Historisch Museum is te zien, is geen toeval. In opdracht van het JHM in Amsterdam fotografeerde hij in de jaren tachtig het joodse leven in Nederland. Tijdens de tentoonstelling wordt een korte film over Nienhuis vertoond gemaakt door documentairemakers Thomas Doebele en Maarten Schmidt.
Ze dragen het nauwelijks uit, maar schouwburg Ogterop is hèt theater voor poppenspel in Drenthe. Zo ook dinsdag 23 december als de Amsterdamse theatergroep Winterberg van Meike van den Akker en Marlyn Coetsier in Meppel neerstrijkt met Danke für die Badehose, een stuk voor toeschouwers van pakweg vijftien jaar en ouder.
De voorstelling is gebaseerd op een in Berlijn gevonden briefwisseling tussen twee zwemvrienden in een tijd dat de Eerste Wereldoorlog voorbij is en de Tweede Wereldoorlog nadert. Danke für die Badehose speelt zich af in een huiskamer vol waslijnen waarbij zowel levensgrote als miniatuurpoppen worden gebruikt om herinneringen en personages tot leven te wekken. Aanvang is 20.00 uur. Kaarten kosten 17 en 15 euro.
Joke van Leeuwen (foto: Schoolbieb.nl) heeft zich vanwege een verblijf in de buitenlanden als kandidaat Dichter des Vaderlands tot dusver stilgehouden. Voor Woest en Ledig was Van Leeuwen (Den Haag, 1952) echter bereid per mail een paar vragen te beantwoorden.
Waarom heeft u ja gezegd tegen het verzoek u kandidaat te stellen?
“Ik was vereerd en vond het ook mooi in mijn persoon door anderen getrokken grenzen te mogen overschrijden, want ik ben ook stadsdichter van Antwerpen.”
Wat was uw reactie toen u vernam dat u tot de shortlist was doordrongen?
“Dat de jury blijkbaar vertrouwen had in mijn kunnen en de manier waarop ik mij van deze fraaie taak zou kwijten.”
Afgezet tegen Nasr, Menkveld, Peeters en Bruinja bent u misschien wel de meest ervaren dichter. Hoe schat u uw kansen in bij een publieksverkiezing?
“Daar ga ik niet over speculeren. Ik ga ook geen pennen uitdelen of mezelf verkopen. Desondanks heb ik bij de Herman De Coninck Publieksprijs in Vlaanderen mogen ervaren dat je ook zonder lobbyen een kans maakt.”
Hoe zou u zich als dichter het liefst omschrijven? Waarin verschilt u van de vier andere kandidaten?
“Dat mogen anderen uitzoeken. Grote kans dat er verschillende antwoorden zijn.”
Als ik een beeld wil krijgen van uw dichterschap, welke bundel of welk gedicht dien ik dan te lezen?
“Dan kan men zich wellicht mijn verzameld werk Fladderen voor de vloed in goedkope Rainbowpocket aanschaffen, hoewel de uitgaven van Querido er mooier uitzien.”
Wat zijn uw belangrijkste plannen als u gekozen mocht worden?
“Ik krijg de indruk dat Tsead Bruinja ijverig is. Dat is mooi voor Friesland en de rest van het vaderland. Toen ik stadsdichter van Antwerpen werd, maakte ik vorig jaar ook plannen, zoals hoe een gedicht kan werken in de openbare ruimte, en al doende rijpen de ideeën, maar
toen dé zanger van Stad, Wannes Van de Velde, stierf, was er ook in één dag een gedicht voor zijn nagedachtenis, omdat dat niet kon wachten.”
Heeft u ideeën over een campagne?
“Ik ga geen campagne voeren. Ik vind dat niet de taak van de dichter. Ik ben geen marketeer en wil dat ook niet zijn.”
Hoe vindt u dat Driek van Wissen en Gerrit Komrij de functie hebben vervuld?
“Op hun manier.”