Erik Menkveld: ‘Ik ben alleen maar een dichter’
29-12-08
Van de vijf kandidaten die Dichter des Vaderlands kunnen worden, lijkt Erik Menkveld (foto: Bert Nienhuis) over het minste profiel te beschikken. Met de nadruk op lijkt; een klassieke outsider is Menkveld allerminst. “Mijn bundels hebben meerdere drukken gehaald. Ik heb prijzen gewonnen. Er zijn grote interviews met mij gemaakt. We moeten niet doen alsof ik net kom kijken”, zegt hij.
Menkveld (Eindhoven, 1959) moest lang nadenken toen hij per brief werd benaderd zich kandidaat te stellen. Dat had niets te maken met bedenkingen bij de functie, vertelt hij. “Ik heb vijf jaar bij Poetry International gewerkt en van nabij gezien hoe het in het leven is geroepen. Ik vind het een goed instituut. Ik ben voorstander van een ambassadeur die zich breed en sterk maakt voor de poëzie in Nederland.”
De twijfel kwam vooral voort uit de vraag of hij ‘wel zo’n dichter is die Dichter des Vaderlands zou kunnen zijn’. “Uiteindelijk heb ik ja gezegd. Ik ben jaren redacteur geweest bij De Bezige Bij en nu werkzaam bij het Fonds voor de Letteren en toevallig ook redacteur bij Cossee van Tsead Bruinja. Ik ben thuis in de Nederlandse poëzie. Ik ben iemand die wel initiatieven kan ontplooien. En ik zie het als een uitdaging om goede gelegenheidsgedichten te schrijven.”
Met dat laatste heeft hij in zijn meest recente bundel, Prime Time, ervaring opgedaan. “Tijdens de Renaissance was het gewoon als een dichter werd gevraagd een lofdicht te maken. Het is een romantisch idee om te denken dat een gedicht niet uit een opdracht mag ontstaan, dat het alleen vanuit jezelf moet komen”, doceert hij. “Het gelegenheidsgedicht is een interessant genre. Het past wel bij mij - ik hou van compacte gedichten, strakke vormen.”
Menkveld leest alles wat hij aan gedichten schrijft hardop voor. “Om te horen of het werkt, maar ook vanwege de klank. Ik ben geen performer, en ook geen acteur, maar ik treed graag op. Ik ben ook niet iemand die gedichten maakt voor kinderen en evenmin een leuke jonge vrouw, helaas. Ik ben alleen maar een dichter. En – wat ik normaal minder snel over mezelf zou zeggen – ook ik ben een heel goede dichter.”
Menkveld voelt weinig voor het voeren van een intensieve campagne om te worden gekozen. “Er zullen niet veel mensen stemmen, misschien een paar duizend. De meeste mensen die serieus in poëzie geinteresseerd zijn, kennen mij wel. Van alle kandidaten wordt verwacht dat ze zich presenteren middels een gedicht. Daarnaast verschijnt er een profiel in NRC/Handelsblad. Dat is het. Het gedicht zal het moeten doen.”
Concrete ideeën over wat hij, eenmaal gekozen, van de grond wil tillen, zijn er nog niet. “Komrij heeft destijds goede dingen in gang gezet met Awater, De Poëzieclub en zijn bundels met werk van onbekende en vergeten dichters. En verder, tja, eenzame uitvaarten, masterclasses, meer aandacht voor poëzie in kranten en op radio en televisie. Een goed poëzietijdschrift op internet, dat vind ik ook belangrijk”, zegt hij.
Als Dichter des Vaderlands wil hij in ieder geval veel aandacht besteden aan educatie. “Ik weet uit ervaring dat jongeren wel degelijk open staan voor poëzie, zeker allochtone jongeren. Vooral het lezen van poëzie zou je binnen het onderwijs goed kunnen stimuleren. Er worden veel gedichten geschreven in Nederland, maar het poëzie lezen schiet er jammer genoeg bij in. Daar zou ik als Dichter des Vaderland wel iets aan willen veranderen.’
Gevraagd welk gedicht een beeld geeft van zijn dichterschap, schuift Menkveld Te Emmen naar voren, uit zijn debuut De karpersimulator, een bundel uit 1997 met opvallend veel vrolijk makende poëzie. “Ik ben niet zo van de ironie, wel van het lichtvoetige en absurdistische, vooral in mijn eerste twee bundels”, legt hij uit. “In mijn gedichten gaat het vaak om inlevingsvermogen en om greep krijgen op dingen buiten je zelf.”
Te Emmen
Evenzeer als wij het nauwgezette
zwemmen en metallic blauwe
van een kleine Afrikaanse vis
te Emmen vanmiddag, waterlelieblad
dat zich met rode kop optrekt
tot waterschildpadschild,
een dagpauwoog in de vlindertuin
die mijn hand voor wilde orchis
aanziet en heel Drenthe buiten
evenzeer.