Tweede brief aan Theo Knippenberg
Na twee flessen sinas volgt de blues in Hoogeveen

Rutger Kopland is er nog en kan het nog

Kopland Nee, zo vief als hij vóór december 2005 was, zal Rutger Kopland  nooit meer worden. De hartstilstand, het auto-ongeluk, zijn coma en de daaropvolgende verpleging op de gesloten afdeling waar hij als psychiater ooit chef was – het heeft een diepe indruk gemaakt. "Ik denk nog steeds: 'Godverdomme, waarom moest mij dit overkomen? Het voelt als een soort onrecht."

 

Grote vraag was, of hij nog tot het schrijven van poëzie in staat zou zijn. In het voorjaar van 2006 ontstond het eerste gedicht, Tuin: 'Ik zit voor het raam en zie/ hoe de tuin niet is veranderd/ voor haar ben ik niet weggeweest.' "Gedichten schrijven ging nooit makkelijk. Nu ging het nog moeilijker", vertelt hij. "Uiteindelijk lukte het. En ik dacht: 'Hé ja, ik kan het nog. Dat gaf hoop'."

 

Daarna schreef hij door. Alsof er niets was gebeurd. Wat moest hij anders, vraagt Kopland (pseudoniem van Rudi van den Hoofdakker, 1934) zich af. "Golfen? Ik ben niet zo geïnteresseerd in sport. Wandelen doe ik nog wel, maar door mijn hartproblemen is het beperkt geworden. En fietsen viel tegen. Het viel ineens op hoe vaak het slecht weer is in Nederland."

 

Nu, ruim twee jaar later, ligt er een nieuwe bundel, Toen ik dit zag. Wat als eerste opvalt, is dat zijn poëzie zo weinig anders is geworden. Het niveau is hoog, de taal is helder, de thema's zijn hetzelfde gebleven. "Misschien is het beknopter, wat minder uitvoerig geworden. Ik probeer met mijn gedichten nog steeds een wereld te laten zien zonder dat wij in die wereld zijn."

 

Koplands vijftiende bundel en telt 27 gedichten verspreid over drie afdelingen. De meeste zijn geschreven na 2005, bij schilderijen of opgedragen aan collegadichters als Marga Kool en Leonard Nolens. Wat is poëzie, Gesprek en Aan het grensland dateren van voor het ongeluk. Opvallend is ook de cyclus Koe bij kunstwerken van Jaap van den Hoofdakker, broer van de dichter.

 

Er is wel degelijk iets veranderd. "De speelsheid is verdwenen", constateert Kopland. "Ik vraag mij af ik nog wel zoiets humoristisch als Het verlangen naar een sigaret kan maken. Ik ben misschien ernstiger geworden. Ik vind het humoristische nog wel belangrijk, ik hou er nog wel van, maar ik ben bang dat ik het niet meer kan.”

 

Misschien komt het door de leeftijd. Of door de nasleep van het ongeluk; het hersenletsel, de narcose en de medicijnen: "Vroeger kon ik mij hevig opwinden over maatschappelijk onrecht, of over politiek. Dat kan ik nog wel, ik sta ook nog wel tegen onrecht te ageren op de Grote Markt van Groningen, maar het ebt eerder weg."

 

Vooral het geheugen heeft een klap gekregen. "Het heeft maanden geduurd voor ik mijn postcode weer kon onthouden. Nu nog: cijfers zijn erg lastig. Maar ook mijn eigen gedichten, uitgezonderd zoiets als Een lege plek om te blijven, zijn uit mijn hoofd verdwenen. Al heb ik voor mijn eigen gedichten nooit een sterk geheugen gehad."

 

Zijn energie is aanzienlijk verminderd. "Mijn werk is in het Duits vertaald en nu moet ik voor een paar dagen naar München. Daar zie ik tegenop. Hetzelfde met lange treinreizen. Ik neem uitnodigingen dan alleen aan als ik word gehaald en gebracht. Als het dan achter de rug is, ben ik verschrikkelijk moe. Deels is het ouderdom, maar het is ook de versnelde aftakeling."

 

Toch wil Kopland niet van wijken weten. Vandaar de interviews en de publiekspresentatie van Toen ik dit zag, komende vrijdag in Groningen. "De belangstelling is er gelukkig nog. Als dichter wil ik nog steeds door zoveel mogelijk mensen gelezen worden. Ik wil in de running blijven. Noem het ijdelheid. Ik wil laten zien dat ik er nog ben, dat het nog niet over is met mij."

 

Presentatie

 

'Toen ik dit zag' van Rutger Kopland is verschenen bij uitgeverij Van Oorschot. Prijs: €13,50 (52 blz.) Vrijdag 14/11 presenteert Kopland zijn bundel tijdens een interview met Tom van Deel in boekhandel Van der Velde in Groningen. Aanvang 16.30 uur.