Previous month:
oktober 2008
Next month:
december 2008

Amy van Marken vertaalprijs voor Bertie van der Meij

Vertaler Bertie van der Meij is uitgeroepen tot winnaar van de Amy van Marken vertaalprijs (€5000). Van der Meij krijgt de tweejaarlijkse onderscheiding voor haar vertaling van Sterven van liefde en leven van wijn van de Zweedse auteur Carl Michael Bellman (1740 – 1795). De prijs word donderdag 20 november uitgereikt in boekhandel Van der Velde in Groningen. Ze won eerder dit jaar ook al de Filter Vertaalprijs voor haar vertaling van Het karakter van China.


Eelco Runia en het grote belang van bijzaken

Runia Trivia – wie is er niet gek op? En dus is het leuk om te vertellen dat Eelco Runia (foto: Jan-Willem van Vliet) in Wehe-den Hoorn in het voormalige huis woont van kunstschilder Wout Muller. En dat diezelfde Runia, geboren in 1955 in Vlaardingen, een grootvader heeft die in de jaren zestig een belangrijke rol speelde in de Nederlandse letteren: Hendrik Algra, het kamerlid dat het beroemde Ezelsproces rond Gerard Reve op gang bracht.

 

Maar daar gaat het nu niet om. Wat belangrijker lijkt, is dat Runia net de originele en experimentele roman Breukvlak heeft gepubliceerd. Hoofdpersoon in zijn boek is de Nederlandse wetenschapper Minne Algra, gastdocent aan een universiteit in de Verenigde Staten. Om wat om handen te hebben begint Algra een weblog waarin hij zijn wederwaardigheden als vreemdeling en wetenschapper publiceert.

 

In Breukvlak valt weinig tot niets voor. Van enige handeling is geen sprake, het voor romans zo karakteristieke drama speelt zich af op grote afstand, nauwelijks merkbaar. In plaats daarvan lezen we over lezingen die Algra bezoekt, een cactus die te veel water krijgt, gesprekken tijdens etentjes, gedoe rond registraties die nodig zijn om geld op een rekening gestort te krijgen. En zien we af en toe foto’s die op het weblog zijn geplaatst.

 

Runia, in het dagelijkse leven psycholoog, historicus en docent filosofie van de geschiedenis aan de universiteit in Groningen schreef Breukvlak op basis van weblognotities die hij maakte tijdens een verblijf aan Stanford University in Californië. "Het idee van een weblog kwam van mijn zoon," vertelt de schrijver. "Het leek een goede manier om contact te houden, maar na een week liep het al uit de hand. Voortdurend spookte door mijn hoofd wat en waarover ik zou kunnen schrijven."

 

Daarop besloot Runia meerdere vliegen in een klap te slaan: verslag doen van zijn leven in de VS, hardop filosoferen over zijn vakgebied én literatuur creëren. "Een weblog is in sommige gevallen een vorm van zelfdramatisering. Vergelijk het met een soap waarin de personages gaandeweg zichzelf uitvinden", zegt hij. "Daarnaast ontdekte ik dat berichten op een weblog de vorm kunnen hebben van een mini-essay – je kunt ook zeggen dat de geschriften van Augustinus een voorloper zijn van een weblog."

 

In Breukvlak wordt een aantal thema’s behandeld. Zoals het geworstel met alledaagse zaken terwijl het denken aan het werk gewoon doorgaat. "In dit geval hoe de geschiedfilosofie wordt uitgeleefd in de dagelijkse werkelijkheid. Tot op het obsessieve af, wat ook weer heel goed past bij de dwang om een weblog bij te houden", vertelt Runia. "Ik denk dat het interessant is om te laten zien wat voorafgaat aan het eindproduct van wetenschappelijk arbeid."

 

Centraal thema is Runia’s opvatting over geschiedfilosofie dat bijzaken net zo belangrijk zijn als hoofdzaken. "Veel historici zoeken naar betekenissen die meestal worden uitgedrukt in taal", doceert Runia. "Mijn interesse gaat uit naar zaken in de geschiedenis die niet in taal zijn vervat, maar zich wel laten voelen. Ik ben geïnteresseerd in dingen die je gerust kunt vergeten en die later ineens bovenkomen."

 

Het is om die redenen dat in Breukvlak schijnbare trivialiteiten zoveel nadruk krijgen. "Sommige dingen krijgen pas echt een plaats in je herinnering als je je er niet op focust. De hoofdpersoon in Breukvlak houdt zich obsessief met dat idee bezig, hij focust op de periferie. Vandaar dat in mijn roman veel aandacht wordt geschonken aan gebeurtenissen waar je normaal nooit over leest - momenten die niet fotogeniek zijn, gedachten die niet denkgeniek zijn."

 

Om zijn betoog kracht bij te zetten, bladert Runia in Breukvlak naar een weblogbericht dat zijn hoofdpersoon heeft gepubliceerd samen met een afbeelding van het schilderij The Promise (1949) van Barnett Newman. Op het schilderij staan twee lijnen links van het midden. "In het werk van Newman uit deze periode draait het om het centrum. Die twee linkse lijnen zie je. En daardoor zie je ook wat er niet is: de derde, ontbrekende lijn in het midden."

 

Runia belandde in Californië nadat hij zijn geprezen debuutroman, Inkomend vuur (2003) had geschreven, waarin metoniemen een belangrijke rol spelen, bijzaken die veel zeggen over het geheel. "Dat heb ik later uitgewerkt in een reeks artikelen die in de Verenigde Staten goed zijn ontvangen. De literatuur als voorbode van een wetenschappelijke theorie, net als Le rouge et le noir van Stendhal."

 

Met Breukvlak heeft hij iets vergelijkbaars geprobeerd. "Misschien dat ik ook de gedachten en ideeën in deze roman later in mijn wetenschappelijk werk verder kan ontwikkelen", zegt hij. "Het is een boek waar heel veel in staat en het valt overal tussen, vooral omdat het zo’n vormexperiment is. Maar daar is niks op tegen, lijkt mij. Het zorgt juist voor meerwaarde. Voor mij is het geslaagd als mij later niet kan voorstellen dat ik het heb geschreven."

 

Boek: Breukvlak. Auteur: Eelco Runia. Uitgever: Querido. Prijs: €18,95 (221 blz.)


Mythen en Sagen in Koetshuis Mensinge

KastjeElsJorg Op instigatie van Verkuno is tot en met 30 november in Koetshuis Mensinge in Roden de tentoonstelling Mythen en Sagen te zien. Geïnspireerd door ‘het eerste antwoord van de mens op het mysterie van het onbekende’ tonen tien beeldend kunstenaars hun bron van inspiratie. Er is zowel twee- als driedimensionaal werk te zien, vervaardigd met uiteenlopende technieken.

Deelnemende kunstenaars zijn Jelly van den Bosch (Roden), Els Jörg (Haren), Inge van de Louw (Hoogeveen), Carla Stedehouder (Een), Edith Stoel (Klijndijk), Liesbeth Takken (Assen), Xandrien Thiel (Ansen), Carla Veltman (Hoogeveen) en LandArtProjects (Hilda Top en Liesbeth Takken). Open: donderdag t/m zondag van 13.00 - 17.00 uur aan de Mensingeweg 3 in Roden.


Tsead Bruinja - de eerste multimediale en tweetalige DiDeVa?

Tsead Dichter Des Vaderlands (DiDeVa) worden, hoe doe je dat? Goede gedichten schrijven alleen is niet genoeg. Je moet tegenwoordig ook genomineerd worden en daarna in een kopgroep geraken zodat eind januari het publiek een stem kan uitbrengen. Tsead Bruinja heeft inmiddels de eerste horden genomen. Met negen collega’s is hij naar voren geschoven als mogelijke opvolger van Driek van Wissen.

 

Festival Uit Het Totaal in Groningen biedt Bruinja (foto: Hilde Brandsma) vrijdag een gelegenheid om te laten zien waarom hij een goede kandidaat is. Dat hij meer dan zijn ‘concurrenten’ nadrukkelijk multimediaal is, bijvoorbeeld. Als dichter is Bruinja niet alleen actief op Youtube, Facebook, Myspace en Hyves, hij weet ook op het podium poëzie met muziek, dans en beeldende kunst te verbinden.

 

Dat laatste doet hij samen met kunstenaar Ramon Verberne uit Utrecht. “Tijdens mijn optreden zal hij op een digitaal tablet tekeningen maken die via een laptop live met behulp van een beamer op een scherm worden geprojecteerd”, verduidelijkt Bruinja (Rinsumageest, 1974) de samenwerking. “Het kan vanalles zijn wat hij maakt – animaties, karikaturen. Het idee is dat hij commentaar levert op mijn optreden en mijn poëzie. Het geeft iets extras én het relativeert mijn voordracht.”

 

Poëzie is voor Bruinja meer dan thuis gedichten schrijven. “Het podium is mijn ding”, zegt hij. “Dat heb ik ontdekt toen ik in Groningen woonde, waar met name Dichters uit Epiberen liet zien wat er allemaal mogelijk is. Ik zoek voortdurend manieren om mijn publiek te vergroten. Met een dichtbundel bereik je een paar honderd lezers, via het podium duizenden mensen, maar via internet zijn het er veel en veel meer.”

 

Zijn belangstelling voor nieuwe media is niet zonder gevolgen voor de poëzie zelf. “Als je poëzie combineert met muziek ga je anders voordragen. Ik neem vaak voordrachten op, ook als voorbereiding. Gevolg is dat je soms het ritme van een gedicht moet aanpassen, en dat de klemtonen anders komen te liggen. En als je poëzie combineert met beeldende kunst ga je anders kijken.”

 

Wat hij ook mee heeft, is zijn multiculturele achtergrond. Bruinja is Fries van geboorte, maar woont al jaren elders – sinds in 2003 in Amsterdam. Hij schrijft tweetalige poëzie, zowel in het Nederlands als het Fries. Het onlangs verschenen De geboorte van het zwarte paard, een bloemlezing uit zijn vier Friese bundels, leverde goede kritieken op.

 

Het Fries en het Nederlands zitten elkaar allerminst in de weg, zegt Bruinja. “Internationaal gezien zijn de meeste dichters tweetalig. Ik heb de laatste jaren veel in het Nederlands geschreven. Maar bij het samenstellen van De geboorte van het zwarte paard kwam het Fries zo terug dat ik weer nieuwe Friese poëzie ben gaan schrijven. Wat je dreigt te verliezen, daar ga je extra zorgvuldig mee om. Mijn volgende bundel is ook in het Fries.”

 

Dat Bruinja genomineerd is als Dichter des Vaderlands, is niet helemaal verrassend. Hij treedt veelvuldig op, in binnen- en buitenland. “Ik ben fulltime dichter en dat kan alleen als je bereid bent om veel te reizen. Het is voor mij geen bezwaar om voor vijftig euro met de trein naar Hengelo te moeten. Ik ben nogal huiselijk ingesteld, die optredens zorgen voor wat tegenwicht.”

 

Als hij straks wordt gekozen, wil Bruinja niet alleen schrijven, maar vooral ook organiseren. “Gerrit Komrij heeft met zijn Poëzieclub, Awater en de Sandwichreeks als Dichter des Vaderlands mooie dingen op poten gezet. En Driek van Wissen heeft laten zien dat ook het bedrijfsleven in poëzie geïnteresseerd is. Ik wil met collega-dichters op tournee, met de bus door het land, nieuw publiek aanboren.”

 

Maar eerst moet hij bij de laatste vijf zien te geraken. “Geen idee hoe dat gaat. Ik zal wel zien. In januari verblijf ik als dichter een tijd in Zuid-Afrika. Ik ben erg benieuwd wat ik daar zal aantreffen. Nadeel is dat ik dan geen campagne kan voeren. En ik ben niet iemand die graag voor zichzelf op de trom slaat. Misschien dat ik een marketingmanager in de arm moet nemen.”

Festival

De vijfde editie van het cross-overfestival Uit Het Totaal vindt vrijdag plaats in het Oude RKZ aan de Emmastraat in Groningen met optredens van Tsead Bruinja, Anneke Claus, Hedwig Baartman, raaaskalBOMfukkerz, Hora Est, Swinging Five Six Seven en Branca Leone. Aanvang 20.30 uur, entree gratis. Zie ook www.uithettotaal.org en www.tseadbruinja.nl.


Na twee flessen sinas volgt de blues in Hoogeveen

Kopstubber De Tamboer in Hoogeveen vormt zaterdag het decor van een bluesfestival met verspreid over zes podia veertien optredens van musici uit binnen- en buitenland. Speciale vermelding verdient De Kopstubbers, de band rond dichter, zanger, acteur én kenner van de Drentse geschiedenis Erik Harteveld en zijn drummende broer Alex.

 

De gebroeders Harteveld traden dit jaar precies veertig jaar geleden voor het eerst op. Toen maakten ze ook al blues, zij het in ruil voor twee flessen Sinas. Erik speelde mondharp. Alex bewerkte zeepdozen. De versterkers waren oude radio's.

 

“In de afgelopen veertig jaar werden de versterkers en instrumenten wat duurder en beter, maar de muziek bleef in principe hetzelfde”, aldus Harteveld die twintig jaar geleden Drentse teksten ging maken en ook nog begon te zingen. “Het honorarium ging iets omhoog, maar de muziek bleef in principe hetzelfde: drie akkoorden.”

 

Het bluesfestival in Hoogeveen wordt zaterdag voor de vierde keer gehouden. Volgens de organisatie wordt de nieuwe aflevering groter en grootser dan de vorige. “De line-up is in omvang én programmering een treetje hoger, de voorverkoop belooft nog grotere bezoekersaantallen.” Vorig jaar was het festival met ruim 1200 bezoekers nagenoeg uitverkocht.

 

De line-up wordt gevormd door bands en musici als The Dana Fuchs Band (USA), Larry Garner & Band (USA), Matt Schofield (UK), Danny Bryant’s Redeye Band (UK), Rhythm Bombs (B), Dave Hole (AUS), The Robbert Fossen Blues Band (NL), John Primer (USA) & LBBB (NL), Dede Priest (USA) GBB (NL) & Tony Bulluck (USA), Abi Wallenstein Trio (GER), Greg Copeland (USA) en Guitar Crusher (USA).

 


Rutger Kopland is er nog en kan het nog

Kopland Nee, zo vief als hij vóór december 2005 was, zal Rutger Kopland  nooit meer worden. De hartstilstand, het auto-ongeluk, zijn coma en de daaropvolgende verpleging op de gesloten afdeling waar hij als psychiater ooit chef was – het heeft een diepe indruk gemaakt. "Ik denk nog steeds: 'Godverdomme, waarom moest mij dit overkomen? Het voelt als een soort onrecht."

 

Grote vraag was, of hij nog tot het schrijven van poëzie in staat zou zijn. In het voorjaar van 2006 ontstond het eerste gedicht, Tuin: 'Ik zit voor het raam en zie/ hoe de tuin niet is veranderd/ voor haar ben ik niet weggeweest.' "Gedichten schrijven ging nooit makkelijk. Nu ging het nog moeilijker", vertelt hij. "Uiteindelijk lukte het. En ik dacht: 'Hé ja, ik kan het nog. Dat gaf hoop'."

 

Daarna schreef hij door. Alsof er niets was gebeurd. Wat moest hij anders, vraagt Kopland (pseudoniem van Rudi van den Hoofdakker, 1934) zich af. "Golfen? Ik ben niet zo geïnteresseerd in sport. Wandelen doe ik nog wel, maar door mijn hartproblemen is het beperkt geworden. En fietsen viel tegen. Het viel ineens op hoe vaak het slecht weer is in Nederland."

 

Nu, ruim twee jaar later, ligt er een nieuwe bundel, Toen ik dit zag. Wat als eerste opvalt, is dat zijn poëzie zo weinig anders is geworden. Het niveau is hoog, de taal is helder, de thema's zijn hetzelfde gebleven. "Misschien is het beknopter, wat minder uitvoerig geworden. Ik probeer met mijn gedichten nog steeds een wereld te laten zien zonder dat wij in die wereld zijn."

 

Koplands vijftiende bundel en telt 27 gedichten verspreid over drie afdelingen. De meeste zijn geschreven na 2005, bij schilderijen of opgedragen aan collegadichters als Marga Kool en Leonard Nolens. Wat is poëzie, Gesprek en Aan het grensland dateren van voor het ongeluk. Opvallend is ook de cyclus Koe bij kunstwerken van Jaap van den Hoofdakker, broer van de dichter.

 

Er is wel degelijk iets veranderd. "De speelsheid is verdwenen", constateert Kopland. "Ik vraag mij af ik nog wel zoiets humoristisch als Het verlangen naar een sigaret kan maken. Ik ben misschien ernstiger geworden. Ik vind het humoristische nog wel belangrijk, ik hou er nog wel van, maar ik ben bang dat ik het niet meer kan.”

 

Misschien komt het door de leeftijd. Of door de nasleep van het ongeluk; het hersenletsel, de narcose en de medicijnen: "Vroeger kon ik mij hevig opwinden over maatschappelijk onrecht, of over politiek. Dat kan ik nog wel, ik sta ook nog wel tegen onrecht te ageren op de Grote Markt van Groningen, maar het ebt eerder weg."

 

Vooral het geheugen heeft een klap gekregen. "Het heeft maanden geduurd voor ik mijn postcode weer kon onthouden. Nu nog: cijfers zijn erg lastig. Maar ook mijn eigen gedichten, uitgezonderd zoiets als Een lege plek om te blijven, zijn uit mijn hoofd verdwenen. Al heb ik voor mijn eigen gedichten nooit een sterk geheugen gehad."

 

Zijn energie is aanzienlijk verminderd. "Mijn werk is in het Duits vertaald en nu moet ik voor een paar dagen naar München. Daar zie ik tegenop. Hetzelfde met lange treinreizen. Ik neem uitnodigingen dan alleen aan als ik word gehaald en gebracht. Als het dan achter de rug is, ben ik verschrikkelijk moe. Deels is het ouderdom, maar het is ook de versnelde aftakeling."

 

Toch wil Kopland niet van wijken weten. Vandaar de interviews en de publiekspresentatie van Toen ik dit zag, komende vrijdag in Groningen. "De belangstelling is er gelukkig nog. Als dichter wil ik nog steeds door zoveel mogelijk mensen gelezen worden. Ik wil in de running blijven. Noem het ijdelheid. Ik wil laten zien dat ik er nog ben, dat het nog niet over is met mij."

 

Presentatie

 

'Toen ik dit zag' van Rutger Kopland is verschenen bij uitgeverij Van Oorschot. Prijs: €13,50 (52 blz.) Vrijdag 14/11 presenteert Kopland zijn bundel tijdens een interview met Tom van Deel in boekhandel Van der Velde in Groningen. Aanvang 16.30 uur.


Tweede brief aan Theo Knippenberg

Geachte Theo Knippenberg,

 

Max&Moritz Toen uw antwoord op mijn vorige brief uitbleef, vreesde ik even dat ik met mijn opmerking over de druk en de nietjes uw toorn had gewekt. Maar kort geleden bezorgde de post een nieuwe aflevering van Bulkboek. Op de achterzijde van het blad zag ik dat in de tussentijd afleveringen zijn verschenen over verhalen van maximaal duizend woorden (nr. 8/9) en over ontdekking van de aarde (nr. 10). Ook u zit nog steeds niet stil.

 

Met de toezending van nummer 11 had u mij niet blijer kunnen maken. Dankzij Jan Blokker senior had ik begin dit jaar al vernomen dat het werk van Wilhelm Busch weer in de belangstelling staat. Het door u aangehaalde artikel van Carel Peeters in Vrij Nederland over de draaideurcrimineeltjes Max en Maurits was mij echter ontgaan. Hoezeer ik ook mijn best blijf doen, je kunt niet alles lezen.

 

Peeters’ suggestie dat Wilhem Busch (1832 – 1908) met zijn tekeningen bij de avonturen van Max en Maurits de aanzet heeft gegeven tot het ontstaan van het stripverhaal gaat echter veel te ver. Laat het de Egyptenaren en de makers van wandkleden in de Middeleeuwen niet horen. Maar dat Busch met zijn duo de tijd ver vooruit was, daar zal ik geen speld tussen steken.

 

Puk&Muk Al lezend en kijkend in Bulkboek 11 moest ik ineens denken aan Puk & Muk, een olijk tweetal dat vanaf de jaren dertig vooral op katholieke jongensscholen in Zuid-Nederland een grote populariteit wist te bereiken. Toegegeven, Puk & Muk zijn veel onschuldiger dan Max & Maurits, en hun verteller Frans Fransen had veel meer woorden nodig dan Busch om zijn punt te maken. Maar waar het mij om gaat, zijn de overeenkomsten.

 

Vooral de uiterlijke gelijkenissen zijn treffend: ondeugende knaapjes met ronde gezichten en mopsneuzen. Het kan niet anders, dacht ik, dat tekenaar Carl Storch van het bestaan van Max & Moritz op hoogte was. En ja hoor, na enige speuren op internet, de grabbelton voor ieders gelijk, ontdekte ik de onderlinge band. Storch bedacht zijn Puk & Muk in 1905 en werkte een tijd voor Fliegende Blätter, het Duitse tijdschrift waar ook de avonturen van Max & Maurits zijn gepubliceerd.

 

Geen geval van plagiaat misschien, wel van verregaande invloed en voortborduren op andermans succesvolle pad. Nooit is er eens nieuws onder de zon. Al moet ik er niet aan denken wat er van al die katholieke Puk & Muk-lezertjes terecht zou zijn gekomen als zij op jonge leeftijd met het originele venijn van Busch waren geconfronteerd. Aan sommige avonturen moet een mens niet te vroeg beginnen. Maar voor Max & Mauritz is het nooit te laat.


Bert Natter: sierlijk debuteren doe je zó

BegeertBertNatterBert Natter werkte als journalist en uitgever alvorens hij eerder dit jaar zijn eerste roman lanceerde. Begeerte heeft ons aangeraakt is wat je noemt een uitstekend debuut: goed geschreven, overal besproken, derde druk inmiddels, bijna vierduizend exemplaren verkocht, voor drie prijzen genomineerd en veel lezingen. Zoals vrijdag in de Literaire Hemel in Amen en vier dagen later bij Flanor in Groningen.

 

"Ik heb het misschien wel gehoopt, maar nooit verwacht", zegt Natter over zijn entree. "Ik heb een tijd voor tijdschrift Rails boeken besproken, ik weet hoe het de gemiddelde debutant vergaat. Als je vijf-, zeshonderd exemplaren verkoopt mag je blij zijn. Terwijl het zeer is belangrijk om goed binnen te komen. Als de boekhandel vierhonderd exemplaren van je eerste boek onverkocht moet terugsturen, blijft dat hangen."

 

Wat nu blijft hangen, is dat Natter (Baarn, 1968) in staat is tot het vertellen van een klassiek aandoend verhaal over een tragische liefde tussen twee beschadigde geesten. En dat hij een voorkeur heeft voor onalledaagse ingrediënten. Wat bijvoorbeeld te denken van te restaureren klavecimbels? Of van het Noord-Groninger gehucht Rottum waar zijn hoofdpersoon Lucas Hunthgburth verstrikt raak in de armen van Dido Dembeck?

 

"Rottum ken ik via een vriend", verklaart Natter zijn decorkeuze. "Ik zocht een locatie met een mysterieuze uitstraling. Rottum voldoet daar perfect aan. Buiten Groningen kent bijna niemand het. De ligging is ideaal voor een roman: zo geïsoleerd dat personages sterk op elkaar aangewezen zijn. Wat het klavecimbel betreft: het is een fascinerend instrument en ik hou van klavecimbelmuziek. Zo simpel is het."

 

Ter compensatie is op de achtergrond een rol weggelegd voor de nasleep van de vuurwerkramp van Enschede. Hoofdpersoon Hunthgeburth verliest bij die ramp zijn boezemvriend, een beeldend kunstenaar, en kort daarna ook zijn baan als museumconservator. "Enschede kwam in beeld nadat ik samen met mijn vrouw voor de openingstijd bij het Rijksmuseum Twente arriveerde. We zijn toen een wandeling gaan maken door Roombeek, de getroffen wijk."

 

Natter trof er een onvermoed groot terrein aan waarin in razend tempo een wond uit het verleden wordt weggewerkt. Zijn beschrijving van de plek leverde veel lof op. "Een journalist van dagblad Tubantia belde mijn uitgever met het vermoeden dat ik in de omgeving was opgegroeid. Niet dus, ik kom uit Baarn. Ik heb Enschede gebruikt om lezers bij de les te krijgen. Dat werkt het best met een verwijzing naar recente realiteit."

 

De titel Begeerte heeft ons aangeraakt is ontleend aan De internationale en lijkt te verwijzen naar een verlangen naar vernieuwing. "Wat ik wilde, was een goed verhaal vertellen. Zoals je soms op een feest een goed verhaal wilt vertellen, maar dan langer", zegt Natter. "Mijn thema’s? Dat vind ik lastig. Laat ik voorop stellen dat ik iemand van de ambachtelijke benadering ben."

 

Het beeld van de vele lezingen is overtrokken, nuanceert hij. "Toen mijn boek dit voorjaar verscheen, besloot ik op iedere uitnodiging ’ja’ te zeggen. Omdat het goed is voor het boek, omdat het leuk is om te doen en omdat het uitermate vriendelijk is dat mensen mij uitnodigen. Het is nu even druk met een paar lezingen kort achter elkaar. Als Groningen straks voorbij is, stop ik om mij vol overgave op mijn tweede boek te concentreren."

 

lezingen

 

Bert Natter is vrijdag 14 november, samen met de Groninger schrijver Coen Peppelenbos, te gast tijdens De Literaire Hemel in Amen. Aanvang 20.30 uur, entree €9.50. Dinsdag 18/11 geeft hij een lezing bij Flanor in café Pauze in Groningen. Aanvang 20.15 uur, entree €3.

 

 


Tachtig jaar ‘Im Westen nichts Neues’

Remarque foto 2 Soldaat aan het Vlaamse Westfront schrijft omstreeks 1917 zittend op een munitiekist een brief naar huis. (foto: ICM, Haarlem)

 

Vandaag, maar dan in 1918, werd in België de wapenstilstand van de Groote Oorlog gesloten. Deze maand, maar dan in 1928, verscheen in een Duitse krant als feuilleton het latere boek Im Westen nichts Neues van Erich Maria Remarque. In boekhandel Godert Walter in Groningen wordt tot en met 27 december uitgebreid stilgestaan bij beide gebeurtenissen middels de tentoonstelling Naar den oorlog getrokken.

 

De tentoonstelling omvat historische foto’s, filmstills, historisch documentatiemateriaal en een reeks houtsneden. Zo zijn tweehonderd stereo-opnames te zien uit de loopgraven, materiaal over de vertalingen van het boek van Remarque en zelden getoonde stills gemaakt tijdens de verfilming van het boek als All Quiet On The Western Front door Lewis Milestone in 1930. De houtsneden maakte beeldend kunstenaar Arie Zonneveld voor een nooit verschenen geïllustreerde editie uit datzelfde jaar.

 

Remarque (1898 – 1970) baseerde Im Westen nichts Neues op eigen ervaringen aan het front in Vlaanderen en op verhalen van soldaten die hij leerde kennen tijdens zijn verblijf in een ziekenhuis in Duisburg. De eerste Nederlandse vertaling dateert van april 1929 bij uitgeverij Erven J. Bijleveld. Deze in Utrecht gevestigde uitgeverij heeft het boek sindsdien onafgebroken in druk. Onlangs verscheen de 28ste editie.


'De beste Reynaert, die hebben wij!'

ArdPosthuma Als een Nederlands dichter in Duitsland bekend wil worden – en dat willen ze allemaal –  moet hij of zij bij Ard Posthuma (foto:

Corné Sparidaens/DvhN) zijn. Niemand kan zo goed Nederlandse poëzie overzetten naar het Duits als de literair vertaler uit Groningen. Maar Posthuma (Haarlem, 1942) vertaalt ook naar het Nederlands en heeft zo zijn eigen voorkeuren. Onvertaalbaar geachte cultboeken ontsluiten bijvoorbeeld, of reuzen uit de Europese literatuur wakker maken.

 

Na de complete Faust van Goethe, De Graal van Chrétien de Troyes en Het lied van Roeland van Turoldus is nu zijn Reynaert de Vos als boek verschenen. “Dè grote bijdrage van ons taalgebied aan de wereldliteratuur”, duidt Posthuma het epische diergedicht uit de Middeleeuwen. “Er bestaan van de Reynaert verschillende versies, de Franse Roman de Renart is ouder, de Duitse bewerking Reineke Fuchs dankt zijn roem aan niemand minder dan Goethe. Maar de beste versie, die hebben wij!”

 

En dat terwijl er al zoveel Reynaert-vertalingen bestaan. Wat heet: vrijwel tegelijkertijd met die van Posthuma zijn er versies van Karel Eyckman en Charlie May verschenen. “Die laatste is een rap. Het voorziet in een behoefte, dus het zal wel goed zijn”, reageert Posthuma. “Over die van Eyckman kan ik niets zeggen, daar heb ik maar een paar regels van gezien. Er was overigens aanvankelijk ook een vertaling van Gerrit Komrij aangekondigd.”

 

Waarom zo vaak en zo veel? “Omdat het boek het verdient”, zegt de Groninger vertaler, die na lezing van een beschouwing in Stemmen op schrift van Frits van Oostrom opnieuw enthousiast raakte over Reynaert. “De taal, de tijd, de smaak van de lezers veranderen. In 1960 werden studenten in Leuven nog verplicht een gekuiste versie te bestuderen. Daarom is het goed dat van tijd tot tijd opnieuw naar zo’n tekst wordt gekeken.”

 

Ook in Posthuma’s versie prikt de slimme vos door de dunne laag van cultuur en civilisatie aan het hof van koning Nobel. Het verschil met andere vertalingen zit in de uitvoering – tweetalig, met illustraties van Mance Post – en vooral in de beheersing van de versvorm.

“Rijm en ritme zijn belangrijk, maar mogen nooit kinderlijk overkomen of ten koste gaan van de natuurlijkheid. De lezer hoort niet te merken dat er aan de vertaling eindeloos is geschaafd.”

 

Poëzie vertalen is allerminst vrijblijvend. “Soms moet je drastisch ingrijpen om het effect te bereiken dat de dichter voor ogen had. Als een gedicht in het Nederlands eindigt op kop van een pop, kun je in je het Duits niet volstaan met Kopf einer Puppe, dat klinkt nergens naar. Bij het vertalen van een catalogus met hengelsportartikelen is het anders – daar gaat het juist om feitelijkheden als het formaat van de stok en het doel waar de hengel voor gebruikt moet worden.”

 

Reynaert Bij zijn Faust werd hem joligheid verweten vanwege het gebruik van anachronismen en hedendaagse taal. Ook in de Reynaert deinst hij daarvoor niet terug: een kip is ergens ‘vet lekker’, Reynaerts burcht is een ‘kazemat’. “Het is een kwestie van doseren en het mag niet al te modieus zijn”, zegt Posthuma. “Op een gegeven moment is die mode voorbij en dan moet een tekst nóg leesbaar zijn. Ik ben zeker niet tegen taalvondsten, maar het kan geforceerd overkomen en het mag zeker niet teveel afleiden.”

 

Jarenlang gaf Posthuma Duits aan de Noordelijke Hogeschool. Hij begon Nederlandse, Vlaamse en zelfs Friese poëzie naar het Duits te vertalen uit onvrede met de manier waarop de Duitsers dat deden. “Je moet eigenlijk naar je moedertaal vertalen omdat je dan over een breder register kan beschikken. Maar daar trek ik mij niets van aan. Ik spreek ook geen Fries, maar kan wel lezen wat er staat. Als ik iets niet weet, zoek ik het op. En het resultaat leg ik voor aan anderen. Toetsen is héél belangrijk.”

 

Inmiddels heeft hij een indrukwekkende lijst vertalingen op zijn naam. Er prijken, verschillende prozatitels op, zoals de romans van Ingo Schulze. Maar ook curiosa als De Jobsiade uit 1784 van Carl Arnold Kortum (“Het flauwste boekje ooit.”) en Oliebol uit 1892,  van Wilhelm Raabe (“Een door Willem Brakman geplagieerd meesterwerk.”) “Het liefst vertaal ik werk dat onvertaalbaar wordt geacht”, zegt Posthuma, zoals La Disparition van Georges Perec, een roman waar de letter ‘e’ niet in voorkomt. Op het gevaar af dat ik dan gek word.”

 

Boek: Willem Reynaert de Vos. Vertaald door Ard Posthuma. Geïllustreerd door Mance Post. Uitgever: Athenaeum – Polak & Van Gennep. Prijs: €22,95 (200 blz).