De wederopstanding van De Poëzieclub (3)
Tachtig jaar ‘Im Westen nichts Neues’

'De beste Reynaert, die hebben wij!'

ArdPosthuma Als een Nederlands dichter in Duitsland bekend wil worden – en dat willen ze allemaal –  moet hij of zij bij Ard Posthuma (foto:

Corné Sparidaens/DvhN) zijn. Niemand kan zo goed Nederlandse poëzie overzetten naar het Duits als de literair vertaler uit Groningen. Maar Posthuma (Haarlem, 1942) vertaalt ook naar het Nederlands en heeft zo zijn eigen voorkeuren. Onvertaalbaar geachte cultboeken ontsluiten bijvoorbeeld, of reuzen uit de Europese literatuur wakker maken.

 

Na de complete Faust van Goethe, De Graal van Chrétien de Troyes en Het lied van Roeland van Turoldus is nu zijn Reynaert de Vos als boek verschenen. “Dè grote bijdrage van ons taalgebied aan de wereldliteratuur”, duidt Posthuma het epische diergedicht uit de Middeleeuwen. “Er bestaan van de Reynaert verschillende versies, de Franse Roman de Renart is ouder, de Duitse bewerking Reineke Fuchs dankt zijn roem aan niemand minder dan Goethe. Maar de beste versie, die hebben wij!”

 

En dat terwijl er al zoveel Reynaert-vertalingen bestaan. Wat heet: vrijwel tegelijkertijd met die van Posthuma zijn er versies van Karel Eyckman en Charlie May verschenen. “Die laatste is een rap. Het voorziet in een behoefte, dus het zal wel goed zijn”, reageert Posthuma. “Over die van Eyckman kan ik niets zeggen, daar heb ik maar een paar regels van gezien. Er was overigens aanvankelijk ook een vertaling van Gerrit Komrij aangekondigd.”

 

Waarom zo vaak en zo veel? “Omdat het boek het verdient”, zegt de Groninger vertaler, die na lezing van een beschouwing in Stemmen op schrift van Frits van Oostrom opnieuw enthousiast raakte over Reynaert. “De taal, de tijd, de smaak van de lezers veranderen. In 1960 werden studenten in Leuven nog verplicht een gekuiste versie te bestuderen. Daarom is het goed dat van tijd tot tijd opnieuw naar zo’n tekst wordt gekeken.”

 

Ook in Posthuma’s versie prikt de slimme vos door de dunne laag van cultuur en civilisatie aan het hof van koning Nobel. Het verschil met andere vertalingen zit in de uitvoering – tweetalig, met illustraties van Mance Post – en vooral in de beheersing van de versvorm.

“Rijm en ritme zijn belangrijk, maar mogen nooit kinderlijk overkomen of ten koste gaan van de natuurlijkheid. De lezer hoort niet te merken dat er aan de vertaling eindeloos is geschaafd.”

 

Poëzie vertalen is allerminst vrijblijvend. “Soms moet je drastisch ingrijpen om het effect te bereiken dat de dichter voor ogen had. Als een gedicht in het Nederlands eindigt op kop van een pop, kun je in je het Duits niet volstaan met Kopf einer Puppe, dat klinkt nergens naar. Bij het vertalen van een catalogus met hengelsportartikelen is het anders – daar gaat het juist om feitelijkheden als het formaat van de stok en het doel waar de hengel voor gebruikt moet worden.”

 

Reynaert Bij zijn Faust werd hem joligheid verweten vanwege het gebruik van anachronismen en hedendaagse taal. Ook in de Reynaert deinst hij daarvoor niet terug: een kip is ergens ‘vet lekker’, Reynaerts burcht is een ‘kazemat’. “Het is een kwestie van doseren en het mag niet al te modieus zijn”, zegt Posthuma. “Op een gegeven moment is die mode voorbij en dan moet een tekst nóg leesbaar zijn. Ik ben zeker niet tegen taalvondsten, maar het kan geforceerd overkomen en het mag zeker niet teveel afleiden.”

 

Jarenlang gaf Posthuma Duits aan de Noordelijke Hogeschool. Hij begon Nederlandse, Vlaamse en zelfs Friese poëzie naar het Duits te vertalen uit onvrede met de manier waarop de Duitsers dat deden. “Je moet eigenlijk naar je moedertaal vertalen omdat je dan over een breder register kan beschikken. Maar daar trek ik mij niets van aan. Ik spreek ook geen Fries, maar kan wel lezen wat er staat. Als ik iets niet weet, zoek ik het op. En het resultaat leg ik voor aan anderen. Toetsen is héél belangrijk.”

 

Inmiddels heeft hij een indrukwekkende lijst vertalingen op zijn naam. Er prijken, verschillende prozatitels op, zoals de romans van Ingo Schulze. Maar ook curiosa als De Jobsiade uit 1784 van Carl Arnold Kortum (“Het flauwste boekje ooit.”) en Oliebol uit 1892,  van Wilhelm Raabe (“Een door Willem Brakman geplagieerd meesterwerk.”) “Het liefst vertaal ik werk dat onvertaalbaar wordt geacht”, zegt Posthuma, zoals La Disparition van Georges Perec, een roman waar de letter ‘e’ niet in voorkomt. Op het gevaar af dat ik dan gek word.”

 

Boek: Willem Reynaert de Vos. Vertaald door Ard Posthuma. Geïllustreerd door Mance Post. Uitgever: Athenaeum – Polak & Van Gennep. Prijs: €22,95 (200 blz).