Gedoe op Grote Markt. Twee agenten te paard proberen te verhinderen dat in het hart van Groningen een schaftkeet wordt geparkeerd van waaruit dichters spreekuur kunnen houden. De keet oog gammel, een kentekenplaat ontbreekt, laat staan de benodigde vergunning. Rense Sinkgraven, stadsdichter en kwade genius, moet praten als brugman om een bekeuring te voorkomen.
Anneke Claus (foto: Kees van de Veen/DvhN) ziet het op een afstandje gebeuren, zij mag straks gastvrouw spelen in de muf ruikende keet. “Het idee is dat mensen met hun teksten langskomen en dat ik ze dan adviezen verstrek”, vertelt ze. “Een beetje vreemd misschien. Alsof ík een expert ben. Ik weet soms van mijn eigen teksten niets eens precies hoe ze zijn ontstaan.”
Ze bladert in haar dichtbundel Dat was dat, zoekend naar het tegendeel. “Ik las op een website zinnen over het veranderende klimaat: ‘tweeduizenddrie: vrij koud, normaal, zeer zonnig/ extreem warm, droog, zonnig’. Heel bijzondere taal. Vervolgens heb ik mijn wisselende gemoedstoestanden daar aan gekoppeld . Zo is het gedicht Karakter van zomer en winter 2001 – 2007 ontstaan.”
Drie afdelingen telt haar nieuwe bundel. In de eerste staan gedichten over haar jeugd, de tweede bevat ‘correspondentie’, in de derde reflecteert ze op zichzelf. Centrale thema’s zijn vriendschap, zelfbeeld, leven en overleven. Dat was dat is autobiografischer dan Bonzia!, zegt Claus. De taal is bondiger en schaarser geworden en heeft meer vorm gekregen.
Dat was dat is gepresenteerd als een afrekening. De bundel bevat poëzie waarin Claus (Doetinchem, 1979) zichzelf én haar omgeving niet spaart. Zo haalt ze venijnig uit naar verraderlijke vrienden (Wat ik Jaap nog wilde zeggen), klaagt ze over haar frêle lichaam (Post Mortem) en de zelfingenomen wereld om haar heen (Wat wij). Deze dame durft, is een gedachte die bij lezing regelmatig boven komt drijven.
“Ik vind het interessant om te kijken hoe ver je kunt gaan”, legt ze uit. “Kun je dit zeggen? Kun je dat zeggen? Ik zoek graag grenzen en taboes op. Niet alleen in mijn eigen poëzie, maar ook als ik naar de bioscoop ga, of naar het theater. Voorstellingen die shockeren vertellen vaak het meest over morele ethische kwesties, over waar je zelf staat.”
In de verantwoording van haar bundel vraagt Claus lezers te reageren als zichzelf – terecht of onterecht – in haar gedichten herkennen. “Ik ben er niet op uit om mensen te beledigen”, zegt ze. “Ik kan niet anders dan autobiografisch schrijven, wat niet wil zeggen dat alles letterlijk moet worden genomen. We hebben te maken met een sublimatie van de realiteit, niet met de werkelijkheid zelf.”
Claus studeerde romaanse talen en culturen aan de universiteit in Groningen, ze vertaalt, schrijft verhalen, maakt tekeningen en speelt piano. “Dat zit elkaar niet in de weg”, zegt ze. Dichten lijkt zo’n beetje haar core-business aan het worden. Vooral optreden doet ze graag. “Ik wil mijn teksten belichamen. Het is een natuurlijke behoefte. Dat het voor een klein publiek is, daar zit ik niet mee. Het intieme maakt het juist zo spannend.”
De dichtbundel ‘Dat was dat’ van Anneke Claus is verschenen bij uitgeverij Passage (64 blz, €14,50). Zie ook www.annekeclaus.nl