Wie in het café schrijft, die blijft
26-5-08
Ruim voor het officiële verschijnen zette uitgeverij Passage het 1300 namen tellende personenregister van Arcadia der poëten op internet. Bij wijze van opwarmertje, zeg maar. En ja hoor, al snel werd de eerste omissie geconstateerd in het boek over het literaire leven in Groningen tussen 1945 en 2005. Schrijver Herman Sandman zou zijn vergeten Peter Middendorp de plek te geven hem als de schrijver/journalist toekomt.
Dom? Lezend in het voorwoord van Arcadia der poëten valt dat wel mee. Sandman heeft zich op de eerste plaats ten doel gesteld ‘een leesbaar naslagwerk te maken’, nergens pretendeert hij volledigheid na te streven. “Dit is geen boek over schrijvers die uit Groningen komen, het uitgangspunt is het literaire leven zelf en niet elke Groningse schrijver heeft daar een even grote rol in gespeeld”, kondigt hij aan.
Sandman begint zijn uiteenzetting vlak na de oorlog, als de meeste schrijvers van betekenis de stad Groningen hebben verlaten en Hendrik de Vries de vlag wapperend mag houden. Hij eindigt in 2005 met de benoeming van Driek van Wissen tot Dichter des Vaderlands en diens feestelijke intocht. De keuze van die twee ijkpunten en boegbeelden is veelzeggend: Groningen is altijd een stad van dichters geweest.
Ook journalisten die boeken schrijven moeten beoordeeld worden op de doelen die ze zichzelf stellen. In dat opzicht heeft Sandman, winnaar van de eerste Groningse persprijs, prima werk geleverd. Zijn op interviews en veel onderzoek gebaseerde boek is onmiskenbaar een leesbaar naslagwerk vol anekdotes over het literaire leven in de Martinistad. Een rijk boek voor wie globaal iets wil weten van dat leven. En een fijn boek voor wie al iets van dat leven denkt te weten.
Toch is de uitgave niet zonder problemen: Sandman hanteert geen heldere definitie van het begrip ‘literair leven’ en meet het fenomeen ‘stad’ nogal ruim. Zo duikt M. Vasalis bijvoorbeeld regelmatig in het boek op, terwijl in ze Roden woonde en werkte en nauwelijks in de openbaarheid trad. Hetzelfde geldt voor de schuwe Fritzi ten Harmsen van der Beek: lang woonachtig in Garnwerd, nauwelijks iets geschreven en toch een plek verworven.
Als dat wordt afgezet tegen, bijvoorbeeld, de prestaties van Wouter Godijn ontstaat de indruk dat Sandman graag met grote namen strooit. Gerard Reve scoort opvallend veel regels, puur en alleen omdat hij over zijn bezoeken aan Groningen heeft geschreven. Zeer leesbare regels, dat moet gezegd. Maar Reve schreef over alle plekken waar hij ooit kwam – dat moet dan ook gezegd.
Wat zich achter de muren van de universiteit in Groningen heeft afgespeeld, op het wetenschappelijk vlak, haalde het boek daarentegen niet. Dat is een even begrijpelijke als lastig verdedigbare keuze, want op het werk van Gillis Dorleijn, Annie van den Oever en Hans Renders en hun voorgangers valt daardoor veel minder licht dan op de pennenvruchten van, pakwek, de universiteitsdichters en de verdiensten van literair dispuut Flanor.
Ook de jeugdliteratuur blijft buiten beeld. Als een groep schrijvers en dichters aandacht vraagt voor de deplorabele staat van het graf van J.A. Goeveneur, een icoon van de jeugdliteratuur, lezen we daar alles over. Over Harm de Jonge en Tjibbe Veldkamp, om twee grootheden van deze tijd te noemen, lezen we niets. De streektaal komt er eveneens bekaaid af – Sandman hanteert de stelling dat de meeste streektaalactiviteiten zich buiten de stad afspelen.
Gaandeweg ontstaat zo een beeld van wat met ‘het literaire leven in Groningen’ wordt bedoeld: niet de inhoud ontstaan in schrijf- en studeerkamers, maar dat wat zich ‘op straat’ afspeelt, in de laagdrempelige openbaarheid. Het zijn kleine circuitjes die elkaar raken maar ook los van elkaar bestaan, waarbij het circuit met de beste toegang tot de lokale en landelijke media en het openbare (café)leven als bepalend wordt gezien.
Enerzijds heb je landelijk bekende schrijvers die nu eenmaal in de Martinistad wonen of werken en daar volledig hun eigen gang gaan. Als ze in Zwolle zouden leven, was hun literaire belang niet minder geweest. Opvallend genoeg gaat het daarbij om einzelgangers en buitenbeentjes - die zich vooral op papier roeren en nauwelijks in de café’s komen - als Hendrik de Vries, Theo van Baaren, W.F. Hermans, Belcampo, Gerrit Krol en C.O. Jellema.
Daar tegenover staan lokale grootheden die vooral van zich doen spreken door hun betrokkenheid bij tijdschriften en evenementen. Buiten Groningen heeft vermoedelijk nog nooit iemand iets gelezen van de dichter/publicist Kees van der Hoef. Binnen de Diepenring is zijn faam zo groot, dat hij vorig jaar tot grand old man van de Groninger literatuur kon worden benoemd.
Veelzeggend: afgaand op het personenregister is Bart FM Droog, thans gemeentedichter in zijn geboorteplaats Emmen, rond de jongste eeuwwisseling de grote gangmaker van het literaire leven in Groningen. Die titel is niet gebaseerd op de literaire productie van de dichter/publicist, maar op zijn vermogen de media te bespelen. Mede dankzij de propaganda van Droog heeft Groningen landelijk naam op te houden van een literair bruisende stad.
De verdienste van Sandman is dat zijn Arcadia der poëten goed laat zien hoe die bloei - want dat is het wel degelijk - tot stand is gekomen, dat geen sprake is van een hype. Het literaire leven in Groningen wordt al meer dan een halve eeuw levend gehouden in café’s en zaaltjes, lokale tijdschriften, met hulp van lokale boekverkopers op festivals en evenementen. Soms tegen beter weten in. Altijd kleinschalig en overzichtelijk.
Dat laatste is zowel de kracht als de zwakte van het literaire leven in Groningen. Sommige talentvolle schrijvers, zoals Martin Bril en Marc Reugebrink, woonden maar even in Groningen, ervoeren de stad als te klein en vertrokken weer. Anderen, zoals Jean Pierre Rawie en Nanne Tepper, streken er neer, koesteren ieder op hun eigen wijze het bestaan in de schaduw en klimmen nauwelijks nog in de pen.
Voor alle keuzes valt iets te zeggen.
Boek: Arcadia der poëten. Auteur: Herman Sandman: Uitgever: Passage. Prijs: tot 1 juli € 19,90, daarna € 23,90 (360 blz.).