Vroeg of laat doet de poëzie zijn intrede in een mensenleven. Bij Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 1957) was het al vroeg. Ze kan het moment zo terug halen. "Mijn moeder had een plaatje uit de serie 'Stemmen van schrijvers' waarop Claudine Witsen Elias gedichten van Nijhoff voorlas: Het kind en ik en Lied der dwaze bijen. Die gedichten spraken me aan, hoewel ik ze niet begreep. Ik was negen jaar."
De deftige declamatie van Witsen Elias en de woorden van Nijhoff zitten nog steeds in haar hoofd. De poëzie is nooit meer weggaan. "Ik ben altijd gedichten blijven lezen", vertelt De Vos. "Maar niet omdat ze literair belangrijk zouden zijn. Ik zocht in bloemlezingen naar gedichten die mij iets zeiden. Pas laat ben ik ze zelf gaan schrijven. Ik heb altijd vanzelfsprekend gedacht: dat kan ik niet en dat hoef ik ook niet te kunnen."
Dat veranderde toen ze zo'n tien jaar terug door het literaire tijdschrift Raster werd gevraagd een personage te bedenken. De Vos bedacht de onzekere mevrouw Despina, een vrouw vol zelfkritiek en liet haar aan het woord in een gedicht. "Toen had ik ineens een manier gevonden om sommige gevoelens aan de orde te stellen, zonder dat het nadrukkelijk over mij hoefde te gaan. Het was minder koket, niet: kijk mij eens in de weer."
Onlangs verscheen haar derde dichtbundel. Stonden in haar debuut Zeehond graag (2000) veel gedichten in het teken van kinderloosheid en sprak uit in Kat van sneeuw (2003) nadrukkelijk een verlangen om te geloven, in Het waait is alles meer toegespitst. "Het gaat veel over de vraag hoe te leven", vertelt ze. "Over dat ik wel weet wat de juiste houding is, maar me afvraag of ik die juiste houding ook kan vinden. Niet te veel slingeren, met volle aandacht leven in het nu."
Het geloof is in Het waait nog steeds aanwezig, bijvoorbeeld in het gedichte Héloïse, waarin spirituele liefde samen lijkt te vallen erotische liefde. "Er zit een dubbelzinnigheid en tegenstelling die ook in mezelf zit: een verlangen naar onthechting én een verlangen naar het zintuiglijke", vertelt ze. "Wat mijn werk typeert is het zoeken naar balans, vervolmaking. De gulden middenweg in de zin van Horatius: niet als saaie middelmatigheid, maar het volmaakte evenwicht."
Met het schrijven van poëzie probeert De Vos formuleringen te vinden voor een levensgevoel. "Ik zoek naar zinnen die houvast geven, formuleringen waarmee je een poosje vooruit kunt", vertelt ze. "Soms begint het met een beeld, een zin of een foto. Soms met iets wat ik gelezen heb, zoals de brieven van Abélard en Héloïse. De kunst is dat je jezelf niet in de weg gaat zitten. Je moet het laten stromen, er moet een en ander gebeuren. Ik wil verrast worden, er zelf ook over na moeten denken."
Haar gedichten zijn opvallend toegankelijk. Ze houdt van pratende dichters, ietsjes prozaïsche poëzie waarin een dichter gedachten kwijt kan. "Denkende poëzie op lichte toon, over belangrijke, diepzinnige dingen. Helder, zonder simpel te zijn. Ik weet wel dat je door taal te forceren nieuwe betekenissen kunt oproepen, dat je juist daardoor dingen kunt zeggen die anders niet te zeggen zijn. Maar wat ik zeggen wil, moet niet bemoeilijkt worden door de vorm - dat is niet mijn toon."
Bundel: Het waait van Marjoleine de Vos is verschenen bij uitgeverij Van Oorschot. Prijs: 12,50 euro (48 blz.). De Vos geeft 28/2 een lezing over aandacht, taal en haar verbond met de werkelijkheid in het Dominicanenklooster, Assendorperstraat 29 in Zwolle. Aanvang 20.00 uur. Entree 8 euro.