Carel Kneulman (1915 – 2008)
18-1-08
Twee jaar geleden interviewde Paul van Vliet voor de Avro-televisie een reeks oudere Nederlandse beeldhouwers. Een van hen was de dinsdag in Darp overleden Carel Kneulman, een boom van kerel die op wonderbaarlijke wijze zeer breekbaar overkwam. Voorzichtig schuifelde hij door het beeld, hij was bijna blind. Kneulman maakte geen beelden meer, maar had zich op de poëzie gestort.
De in een Amsterdamse 'achterbuurt' opgegroeide Kneulman was ook als dichter begonnen, met titels als De jonge leeuwerik (1935) en Lentegeruchten (1939). In 1941 zegde hij naar aanleiding van de Februaristaking hij zijn kantoorbaan op om beeldhouwer te worden. Nog hetzelfde jaar werd hij toegelaten tot de Rijksacademie waar hij les kreeg van Jan Bronner, de nestor van de Nederlandse beeldhouwkunst tussen 1930 en 1960.
Kneulman beleefde zijn doorbraak in 1952 toen hij tijdens Sonsbeek in Arnhem De Europeanen (1949/1950) en Kind (1950) exposeerde. Beide beelden waren 'een protest tegen de rotzooi van de oorlog'. Vooral De Europeanen maakte een verpletterende indruk: twee lange figuren, een draagt een kop in zijn uitgerekte armen, de ander is verworden tot een skelet. Kind, een levensgroot figuur dat bang en vragend de wereld in kijkt, droeg hij op aan de Unesco.
Zijn meest bekende beeld is Het lieverdje uit 1959, een kereltje met de handen in de zij en een grijns om de mond, dat in de jaren zestig bekend werd als middelpunt van de Provo-protesten op het Spui in Amsterdam. Andere prominente werken zijn Jacob en de engel in Amsterdam (1957), Monument wind en water in Veere (1964), Kruisbeeld (1965) dat hij voor Dachau maakte, Monument voor Gerrit van der Veen en het kunstenaarsverzet in Amsterdam (1973) en Lazarus leert opnieuw lopen in Den Haag (1981).
Kneulman gold als een van grote vernieuwers van de beeldhouwkunst na 1945. Hij werkte zowel abstract als figuratief en was ook als graficus actief. Daarnaast zette hij zich in voor de maatschappelijke positie van kunstenaars, was hij jarenlang docent en lid van talloze adviescommissies. Het constante in zijn werk zat volgens critici niet in zijn stijl, maar in zijn thematiek.
Kneulmans levensvisie draaide om het motto ‘de een is de ander’ - ongeacht zijn of haar status is de ene mens gelijk aan de ander. Centraal in zijn werk staan vormen en figuren die elkaar nodig hebben en versterken. Kunst was bij Kneulman nadrukkelijk verbonden met de maatschappij, met sociale bewogenheid. Het maakte hem tot beeldhouwer en bruggenbouwer ineen.