Rijmkroniek des Vaderlands, deel twee
Aandoeningen van de geest

Assen als stad in de hel

Marcel_moring Negen jaar na In Babylon ligt er weer een nieuwe roman van Marcel Möring in de winkel. In Dis voert Möring zijn lezers mee naar de TT- nacht van 27 juni 1980, naar Assen als stad in de hel.

Wat maakt iemand tot een groot schrijver? Zijn het de lezers, de critici, de literaire prijzen die een schrijver wint? Zijn het de thema's die worden behandeld, de stijl waarin ze worden beschreven, de verzamelde werken? Marcel Möring wordt sinds zijn roman Het grote verlangen (1991) tot de grote schrijvers van ons taalgebied gerekend, een status die hij bevestigde met In Babylon (1997). Maar daarna werd het stil.

Nou ja, stil: Möring schreef gewoon voort. In 2000 verscheen de novelle Modelvliegen, in Engeland en Duitsland uitgegeven als roman. Eerder dit jaar leverde hij het essay voor de Maand van de Filosofie, Lijdenslust, waarin een sombere kijk op het leven wordt ontvouwd. En in de tussentijd ging het gerucht - zeker in Assen, de plaats waar Möring opgroeide - dat hij aan iets 'heel groots' werkte.

Naarmate die grote roman uitbleef, werden de verhalen sterker. Het ene moment zou de schrijver zijn vastgelopen in een poging zichzelf te overtreffen en zelfs gek zijn geworden. Het andere moment stond de roman op het punt van verschijnen; duizend pagina's zouden het worden. Tussendoor kwam het nieuws dat Möring bij zijn uitgever was vertrokken, daarna het bericht dat de roman over Assen zou gaan, gevolgd door de mededeling dat het boek was uitgesteld.

Sinds vorige week vrijdag ligt de nieuwe Marcel Möring (Enschede, 1957) dan eindelijk in de winkel. De roman heet Dis en telt geen duizend, maar ruim vijfhonderd bladzijden. Het leeuwendeel van het verhaal speelt zich inderdaad af in Assen, op 27 juni 1980, tijdens de TT-nacht, de nacht voorafgaand aan de races. En ja, de Drentse hoofdstad wordt in het boek afgeschilderd als een stad in de hel; de titel verwijst naar de stad Dis uit De goddelijke komedie van de Italiaanse dichter Dante Alighieri (1265 - 1321).

Dis begint zwaar ronkend, als een zojuist aangetrapte 500cc motor. Möring voert een man op, Jakob Noach, die na drie jaar in een onderduikershol in mei 1945 terugkeert naar Assen om te ontdekken dat in de schoenwinkel van zijn verdwenen ouders een 'Dietse boekhandel' is gevestigd. Noach gaat verhaal halen op het gemeentehuis. Daar raadt een ambtenaar hem aan een bezwaar in te dienen ('Ondertekening door de rechtmatige eigenaar') en gooit hem op straat.

De boekhandelaar wordt met geweld verdreven, Noach raapt woedend de brokstukken van zijn leven bij elkaar en begint opnieuw. Hij trouwt een boerendochter uit Smilde, sticht een gezin met drie dochters, koopt overal in de stad panden op en vormt een groot warenhuis in het centrum van Assen. In 1980, 35 jaar na het onderduikershol, overziet de hoofdpersoon van Dis zijn leven, wandelend door de Nacht van Assen, terwijl om hem heen wordt gezopen, geneukt, geschreeuwd en gevochten.

Naast Noach wordt Marcus Kolpa uit Amsterdam neergezet, een 32-jarige dichter die naar de Drentse hoofdstad is teruggekeerd om jeugdvrienden te ontmoeten. Ook Kolpa ('die vroeger Polak heette') overziet tijdens de TT- nacht zijn leven. Hij voelt zich oud en mislukt, eerder een denker dan een dichter. In Assen zoekt hij zijn jeugdliefde Chaja Noach, 'de Ene, de vrouw die hij meer dan alle vrouwen wilde en die hij door zijn eigen schuld voor altijd moest missen.'

De manier waarop de hoofdpersonen zijn neergezet, is meeslepend - pompeus zo u wilt. De stijl en toon van Möring duiden op iets groots; gaandeweg worden de contouren van de hel duidelijker en krijgt de roman een apocalyptisch karakter. Er zwelt van alles aan, hoger en hoger wordt het bouwsel, er komt steeds meer gewicht op te rusten. De schrijver zadelt zijn lezers op met de vrees dat er vroeg of laat íets in elkaar zal donderen: de wereld van Noach en Kolpa, de stad Assen, of misschien wel de roman zelf.

Dat laatste, van die ineenstortende roman, is al ongemeen spannend. Het is een ervaring op zich om te lezen hoe Möring zijn zwaar aangezette avontuur tot een goed einde probeert te brengen. Hij doet dat met een indrukwekkend arsenaal aan vormen, door naar klassiekers uit de literatuur te verwijzen (Homerus, Dante, Joyce), met een episch gedicht, dromen en sprookjes, door een stripverhaal op te nemen, passages in de vorm van een krantenbericht, met typografische vondsten en citaten uit popklassiekers.

Voor inwoners van Drenthe komt daar nog iets bij. Dis laat zich óók lezen als een zeldzaam goed geschreven roman waarin verschillende (oud)inwoners van Assen herkend zouden kunnen worden. De prominente Assenaar wijlen Daan Gans bijvoorbeeld, of de eveneens overleden journalist Jan van Kooten, maar ook zanger Harry Muskee, fotograaf Harry Cock en dichter Roel Reijntjes. En hoewel de Drentse hoofdstad door de voormalige journalist van de Drentse en Asser Courant gelijk wordt gesteld aan 'de aars van de wereld', had Assen er nog veel slechter van af kunnen komen.

Dis is géén sleutelroman, hooguit een allegorie met toespelingen en bovenal een rijke verzameling ideeën en vondsten. Zo is daar de koppeling van Jakob Noach en Marcus Kolpa aan de legende van 'De wandelende jood', die Christus een rustplaats weigerde en tot eeuwenlang zwerven werd veroordeeld. Opvallend is ook het uit de film Life of Brian afkomstige motto, waarin het bestaan van de hemel wordt ontkend, en de typering van Jakob Noach als een joodse middenstander die sluw pandjes opkoopt om de stad in zijn macht te krijgen.

De hoofdpersonen van Dis worden neergezet als eenzaam dolende zielen, als mannen die geen aansluiting krijgen. De eerste wordt genegeerd en moet maar een middenstandsvereniging voor zichzelf oprichten. De tweede is - een generatie later - ook al een buitenstaander, anders dan de anderen. In het geval van Kolpa, en dat is intrigerend, is het geen kwestie van ras of religie, maar van karakter en onvermogen. Hij wordt niet door de provinciestad afgewezen, hij sluit zichzelf uit.

Het is ondertussen aangrijpend te lezen hoe diep en wijd de kloof tussen de massa en de eenling kan zijn, hoe groot - en gegrond - de angst is van de een voor de ander. Grote indruk maakt bijvoorbeeld een herinnering waarin Jakob Noach, na lang aandringen, zijn dochters de Nacht laat zien. Na een tijdje vol verwondering wandelen, zien ze hoe plotseling de stemming in de stad omslaat. De volksmassa wordt een monster, de machteloze Noach en zijn jonge dochters raken in het nauw en worden bedreigd.

Afgezet tegen het onheilspellende decor is de boodschap die in Dis wordt afgegeven opvallend ontnuchterend. Möring gebruikt hiervoor onder meer een terugblik waarin de gearriveerde middenstander Noach een ontmoeting heeft met de jonge hemelbestormer Kolpa. "Het leven is onspectaculair", zegt Noach, "Verlang naar het grootste en je krijgt ellende. Maar snijdt het verlangen naar het unieke en het bijzondere weg en wat er overblijft is één behoefte. En dat is liefde."

Voor Jakob Noach en zijn spiegelbeeld Marcus Kolpa lijkt de vervulling van die paradijselijke behoefte niet weggelegd. In plaats daarvan draaien ze zoekend hun rondjes door de stad waar ze zijn opgegroeid, maar zich niet gewenst of thuis voelen. Ondanks het maatschappelijke 'succes' dat ze hebben geboekt (Noach) en ondanks de bewondering die ze hebben afgedwongen (Kolpa), slepen hun levens zich voort naar, alweer, een nieuwe dag.

Onverlet het beeld van mensenlevens in tredmolens of op hol geslagen carrousels laat Dis geen gevoel van ontluistering achter. Het is eerder een onwerkelijke stilte die na de laatste bladzijde in het hoofd van de lezer blijft hangen. Een leegte als na het ontwaken uit een overweldigende droom, die kort daarop plaatsmaakt voor een stortvloed aan ideeën, opvattingen en herinneringen. En dat is misschien wel de allergrootste prestatie van Marcel Möring.

Dis is een rijk en geweldig boek, van een groot schrijver.

Boek: Dis. Auteur: Marcel Möring. Uitgeverij: De Bezige Bij. Prijs: 25 euro (508 blz.).