Leest 'Vleugelman', de Bomans-biografie van Gé Vaartjes

Vleugelman. Biografie Bomans Ge Vaartjes
Ik lees voor een bespreking in Dagblad van de het Noorden en een publieksinterview in De Literaire Hemel het boek Vleugelman, oftewel de biografie die Gé Vaartjes heeft geschreven over leven en werk van Godfried Bomans. Dat doe ik al een paar dagen. Vaartjes heeft veel bladzijden tot zijn beschikking gekregen.

Halverwege dacht ik: Bomans is een zak. Hij houdt geen enkele rekening met anderen, doet alleen maar waar hij zelf zin in heeft, hij loopt weg voor zijn verantwoordelijkheden, komt afspraken niet na, hij behandelt zijn vrienden onheus, laat zijn toekomstige vrouw staan, hij liegt en bedriegt. 

Zelf zou hij het woord ‘zak’ nooit gebruikt hebben. De grote stilist en verrassende denker Bomans zou eerder spreken van ‘schuinsmarcheerder’ en dan uitleggen dat dit woord op verschillende manieren kan worden opgevat. Hij zou kiezen voor ‘persoon die uit de pas loopt’ en redeneren dat het goed is als iemand uit de pas loopt, omdat het duidelijk maakt hoe je in de pas kunt lopen.

Over dat liegen zou hij ook een referaat kunnen houden. Hij zou kunnen beweren dat liegen goed is als de werkelijkheid er beter van wordt, als mensen erin willen meegaan en, al was het maar voor een moment, hun alledaagse beslommeringen vergeten en zich prettiger voelen. Liegen als verlossing, zeg maar.

Bomans was een fantast, dat wist ik al lang. Schrijvers varen er wel bij. Niet zelden begon hij een verhaal met de zin ‘Ik heb eens een man gekend’ of ‘Mijn oom Henk heeft meegemaakt’. Onschuldige zinnetjes, maar als ze vaak worden uitgesproken om iets duidelijk te maken, ook serieuze en persoonlijke zaken, dan gaat het de werkelijkheid vertroebelen.

Lezend in Vleugelman betrapte ik mij, zeker in het begin, een paar keer op het idee dat ik niet vertrouwde wat Vaartjes schrijft. Alsof ook de biograaf door zijn onderwerp bij de neus werd genomen. Eenmaal op dreef verdween dat wantrouwen. Vaartjes weet Bomans te ontmaskeren.

Hij doet dat overtuigend. Bijvoorbeeld door over de relatie te schrijven van vader Bomans en zoon Bomans. Wie het prachtige, openhartig bedoelde boekje De man met de witte das heeft gelezen kan denken dat deze relatie ijskoud was. Vaartjes laat zien dat dit niet altijd zo is geweest en misschien zelfs niet zo was.  

Hij voert bijvoorbeeld een schitterende brief op waarin de zoon aan zijn vader schrijft over de twijfel over mogelijke toekomst in een klooster. En later laat hij zien dat de vader wel trots was op de schrijver van Pieter Bas, anders dan de zoon in De man met de zwarte das, het slot van De man met de witte das, heeft geschreven.

Dat ik deze biografie bespreek voor Dagblad van de het Noorden heeft onder meer te maken met een verblijf van Bomans op Rottumeroog. Vaartjes begint zijn boek ermee, en laat het avontuur op het einde terugkomen. Ook dat bestaande beeld – Bomans die zijn eilandverblijf niet aankon – wordt drastisch aangepast.

Nu weer verder lezen.


Dit zijn de genomineerden voor de Noordsterren-competitie van het 45e van Internationaal Filmfestival Assen

Still uit Three Women Named Svetlana van Natalia Boorsma
Ter aankondiging van de 45e editie van Internationaal Filmfestival Assen (IFA) zijn de genomineerden voor de kortfilmcompetitie Noordsterren bekendgemaakt:

  • Vaders Zijn Ook Zonen – Sammy Shefa Idris (opgegroeid in Hurdegaryp)
  • Roze Bubbel – Marleen Danhof en Afra Rijkhoff (van filmproductiebedrijf Dreamaholic uit Haren)
  • De Boot van Klaveren – Sanne Schoemaker (uit Groningen)
  • Baarch – Rutger Veenstra (van filmproductiebedrijf Vitruvian Man Films uit Leeuwarden)
  • Three Women Named Svetlana – Natalia Boorsma (opgeleid in Groningen)

Genoemde films worden 8 maart vertoond in de bioscoop van DNK in Assen en dingen naar de prijs voor ‘Beste Noordelijke Film’. De jury bestaat dit jaar uit filmboeker en producent Justine Knijn, schrijver en regisseur Jan Verdijk en producent en filmprogrammeur Marrit Greidanus.

Internationaal Filmfestival Assen (IFA) wordt van 6 tot en met 9 maart in Assen gehouden en presenteert zich als dé ontmoetingsplek voor alle filmliefhebbers in het Noorden. Dit in tegenstelling tot het  Noordelijk Film Festival (NFF) in Leeuwarden dat zich hét filmfeest van het Noorden noemt.


Drenthe als plek waar je weg moet gaan om terug te kunnen keren

1 Isa Zwart Festival De nacht van toekomst
In de krochten van schouwburg Ogterop in Meppel traden zaterdagavond meer dan twintig (podium)kunsttalenten op. Ze deden dat met repertoire dat speciaal was geschreven voor 'De nacht van de toekomst van Drenthe', een evenement rond de vraag waarom jongeren uit Drenthe vertrekken, waarom ze blijven en waarom ze terugkeren.

De nieuwsgierigheid naar antwoorden bleek groot. Wat daarbij opviel was dat het publiek aanzienlijk minder op leeftijd was dan te doen gebruikelijk in de Drentse theaters. En het was nog talrijk ook. De negen geprogrammeerde acts trokken bijna voortdurend volle bak, waarbij moet worden opgemerkt dat die bak niet altijd even groot was.

Femke Torensma verzamelde in de los- en laadruimte publiek voor Doorlopen, een performance waarin ze haar band met Drenthe vergeleek met de band die haar oma en moeder met de provincie hebben. Torensma twijfelt of ze in hun voetsporen wil treden. ‘‘Ik loop denk ik nog even door. Er is oneindig veel aarde nog niet ontdekt door mij. Nog oneindig veel stukjes zijn nog onbeperkt en vrij. Ik kom nog even niet terug. En ik weet ook niet of dat gebeuren zal.’’

Naar schatting veertig mensen per keer zagen op het podium van de grote zaal Rosa da Silva en pianiste Vera Marijt optreden met een act waarin Da Silva de zegeningen van haar huidige woonplaats Amsterdam (7,25 euro voor een halve liter stadionbier, meeste concerten per inwoner, zestig vegetarische restaurants) afzette tegen haar liefde voor het Van Echtenskanaal in Klazienaveen en een gifvrij volkstuintje met tiny house in Dwingeloo.

Ik ga hier niet alles beschrijven was ik zag en dacht; het leven moet leuk blijven.

In De Engelenbak vond een talkshow plaats met muzikant Joost Dijkema en de actrices Lotte Dunselman en Terri van Splunder. Momenteel werken zij samen aan de voorstelling De eeuwige jachtvelden naar de gelijknamige roman van Nanne Tepper. Daarin wordt een problematische verhouding met de Veenkoloniën beschreven en komt de vraag Should I stay or should I go aan orde.

Het leidde onder meer tot verhalen uit de zaal. Een jonge vrouw vertelde dat ze Drenthe vanwege haar studie had verruild voor Amsterdam om er onder de zeespiegel achter te komen dat het haar daar veel te druk en hectisch is. “Het eerste jaar was heel leuk, maar daarna was het niet meer uit te houden. Nu weet ik niet waar het met mij heen gaat. Kan ik de Randstad wel aan?”

Weggaan is niet iedereen gegeven.

Hoewel het officiële programma inmiddels voorbij was, trommelde Isa Zwart in de wandelgangen vijftien mensen op om in een verhit kleedkamertje nog één keer haar bijdrage te spelen. Wat volgde was een tien minuten durend gezongen en gesproken dilemma over de onweerstaanbare neiging om plat te praoten, over je thuis voelen waar je vandaan komt en tegelijkertijd het idee hebben dat je te hoekig bent voor een rondje.

Eerder op de avond had Isil Vos van het organiserende theatergezelschap Mevrouw Ogterop toen al gesuggereerd dat er een vervolg moet komen op deze succesvol verlopen nacht. De toekomst is weer eens veelbelovend.


Hoera voor Jan Stam, de man die in Drenthe doorging waar anderen met de lier naar elders vertrokken

1 Jan Stam 2024
Vandaag, dinsdag, vindt in Groningen Popgala Noord plaats, een jaarlijks evenement waarbij de popscene in Drenthe, Friesland en Groningen zijn zegeningen telt. Een dag later start Eurosonic Noorderslag, het festival dat beginnende artiesten en bands onder de aandacht wil brengen van de Europese muziekindustrie.

Een van de zegeningen van het Popgala is Jan Stam. De man die vanuit Drenthe poptalent naar voren probeert te schuiven krijgt een lifetime achievement award uitgereikt. De mediaschuwe Jan Stam is al bijna een halve eeuw actief. In 1977 was hij mede-organisator van festival 'Het Noorden is zo dood nog niet' in theater De Tamboer in Hoogeveen.

De jaren daarna bleef hij zich inzetten voor de popmuziek. Hij organiseerde concerten, regelde repetitieruimtes, verdiepte zich in subsidieregelingen, lobbyde voor poppodia, bedacht talentprogramma’s en woonde ontelbaar veel optredens bij van wat tegenwoordig upcoming acts wordt genoemd.

Ik probeer er een voorstelling van te maken in de hoop dat de werkelijkheid niet erger is, maar misschien valt het mee: steeds weer de onsamenhangende plannen aanhoren van jongens en meisjes die de muziek achterna willen. Naar hun demo’s vol ruis en kabaal luisteren, als ze al aan het maken van een demo hebben gedacht.

Ze in een wolk van decibellen en gepiep zien stuntelen op podia die daar niet voor zijn gebouwd, jaar in jaar uit pleiten voor een echt podium. Cursussen bedenken voor geluidstechnici. Een schaars publiek bedienen van oudere jongeren, waarvan een deel het beter weet en een ander deel het wel best vindt.

Subsidieverstrekkers aanhoren die pas na alweer een rapport over het belang van popmuziek en de noodzaak van talentontwikkeling 'op projectbasis' met geld over de brug komen. Naar bestuurders glimlachen als ze na een kwartiertje bandjes kijken beginnen over die leuke zangeres die ze laatst op televisie hebben gezien en om die reden namens de bevolking een prijs willen overhandigen zodat 'we' trots kunnen zijn.

En dan merken dat het serieuze poptalent na een of twee rondjes in de provincie bij gebrek aan professionele mogelijkheden die provincie jubelend verlaat. Want dat is de praktijk, al meer dan vijftig jaar. Jan Stam maakt het zaaien mogelijk, maar het oogsten wordt door anderen gedaan, elders. Als er al geoogst wordt. In veel gevallen hoor je nooit meer iets van de upcoming acts.

Ik zou het niet kunnen. Jan Stam wel. Nomen est omen. Jan is in Drenthe de boom waarvan de loten tot over de provinciegrenzen groeien en de vruchten vrijwel altijd worden geplukt zonder aan de stam en de wortels te denken. Goed dat hij nu in de prijzen valt. Ik wens hem vanaf deze plaats een mooie avond toe.


Mick van Wely als kunstkenner, Henk Helmantel als Rembrandt

Goudhaantje (1980) Henk Helmantel
Onder de nogal lange kop ‘Opnieuw schilderij ‘Rembrandt van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd: ‘Goudhaantje uit kasteel in Leer gepikt’ berichtte Dagblad van het Noorden zaterdag op zijn website over de diefstal van een schilderij eind december. Auteur van het stuk, dat is overgenomen van De Telegraaf, is misdaadverslaggever Mick van Wely.

Ik heb bewondering voor Van Wely, die al jaren met verstand van zaken en gevaar voor eigen leven schrijft en vertelt over wat wettelijk verboden is. Ik ken hem persoonlijk uit de tijd dat hij nog voor Dagblad van het Noorden in Groningen werkte en moet altijd glimlachen als ik hem weer eens op televisie zie. Tijdens onze redactievergaderingen kwam hij minder overtuigend voor de dag.

Dat ik hier over hem schrijf heeft te maken met de vergelijking Henk Helmantel als Rembrandt van het Noorden. ‘Zo wordt de 79 jarige meester genoemd’, schrijft Van Wely in zijn stuk over de gedupeerde kunstschilder uit Westeremden. Is dat wel zo? Door wie?

Wie de woordgroep invoert in De krant van het toen, het digitale archief van zowel Dagblad van het Noorden (sinds 2002) als Leeuwarder Courant (sinds 1752) komt de uitdrukking een keer tegen, in combinatie met de Groningse paardenschilder Otto Eerelman (1839 – 1926). Daarbij moet worden opgemerkt dat De krant van het toen nogal onzorgvuldig omspringt met zoekvragen.

Voer je de woordgroep in bij Google dan wordt wel een aantal keer de combinatie Rembrandt en Helmantel gemaakt, met name in stukken van Van Wely over de roof in Duitsland. En in een artikel over een uitzending van Andere tijden waarin aandacht wordt besteed aan een eerdere roof van kunst van Helmantel. Maar ook Jopie Huisman wordt de 'Rembrandt van het Noorden' genoemd, in een bericht van Tripavisor dat reclame maakt voor het Jopie Huisman Museum.

Hoewel ik mij niet wil opwerpen als groot kunstkenner, ben ik van mening dat de vergelijking tussen Rembrandt en Helmantel niet opgaat. Het is waar dat Helmantel een schildertechniek beheerst die teruggrijpt op de tijd dat Rembrandt schilderde, de zeventiende eeuw. Maar wat Rembrandt met die techniek deed, was iets anders. Hij schilderde mensen, en was daar heel goed in.

Het Joodse Bruidje (ca 1665) Rembrandt Harmensz van Rijn

Helmantel schildert nu juist geen mensen. Wat hij veel doet is stillevens maken en kerkinterieurs, op een manier die andere schilderkunst in herinnering roept. Daarmee is hij een van de bekendste nog levende Nederlandse schilders geworden, wat iets anders is dan wat Van Wely schrijft: ‘de bekendste nog levende Nederlandse schilder’.

Kerkinterieur Loppersum (1971) Henk Helmantel

Als ik een schilderij van Helmantel zie, zoals het kerkinterieur van Loppersum hierboven, moet ik vooral aan Pieter Jansz Saenredam (1597 – 1665) denken, een tijdgenoot van Rembrandt (1606 – 1669). Saenredam, zie zijn interieur hieronder, is bekend om ‘verfijnde tekeningen en schilderijen van het interieur van kerken, waarin het lijnperspectief prachtig tot uiting komt’.

Kerkinterieur Pieter Jansz Saenredam
Beter was dus geweest dat Van Wely naar diens naam had verwezen: ‘Opnieuw schilderij ‘Saenredam van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd’.

Maar ja, dat maakt een kop er niet aantrekkelijk op voor het grote publiek dat nog geen Rembrandt van een Mondriaan kan onderscheiden. Ik zie het al voor me, een eindredacteur die bij Van Wely gaat vragen wie hij in hemelsnaam bedoeld met Saenredam. Snauwend: ‘Zeg Van Wely, met stukjes over obscure kunstjongens verkopen wij van Mediahuis Nederland geen abonnementen’.

Nu wil het ingewikkelde geval dat er geen stilleven of kerkinterieur is geroofd, maar een zeldzaam schilderijtje waarop Helmantel een dood vogeltje heeft geschilderd. Volgens Eric Bos, die wel kunstkenner is, is Helmantel niet zo heel goed in het schilderen van dergelijke thema’s. Ik herinner mij een stuk waarin Bos de kijker erop heeft gewezen dat Helmantel ook geen eieren kan schilderen.

Puttertje (1654) Carel Fabritius
Het uit Leer gestolen vogeltje is in mijn ogen goed gelukt. Zelfs zo goed dat het de vraag oproept welke schilder uit de zeventiende eeuw dat ook kon. Bij gebrek aan ander vergelijkingsmateriaal schiet mij de naam Carel Fabritius (1622 – 1654) te binnen, schilder van ’t Puttertje uit 1654. Hoewel ’t Puttertje een afbeelding is van een levend vogeltje had Van Wely dus ook kunnen kiezen voor de kop ‘Opnieuw schilderij ‘Fabritius van het Noorden’ Henk Helmantel geroofd.’

Omdat zijn eindredacteur daar vermoedelijk net zo ontevreden over zal zijn, doe ik een nog derde kopsuggestie van de hand. ‘Dieven aan de haal met dood vogeltje van Henk Helmantel, bekend schilder uit het Noorden.’ 


Na een lange omweg bijna thuis dankzij 'Heimat' van Edgar Reitz

De Heimat-reeks
Een groot deel van mijn leven, zo ongeveer sinds 1984, hoor ik enthousiaste verhalen over de Duitse televisieserie Heimat van regisseur Edgar Reitz. Jarenlang liet ik die verhalen aan mij voorbijgaan. Ik wil best televisie kijken, maar met mate. Heimat 1 beslaat echter 11 afleveringen van zo’n twee uur.

Toch kocht ik de reeks, op dvd, voor 3 euro 95 in een kringloopwinkel, zo’n twintig jaar na de première. Heimat 2 was toen al verschenen, en goed voor dertien afleveringen van twee uur. Heimat 3, zes afleveringen á twee uur, stond op het punt in première te gaan. Als ik de drie reeksen wilde bekijken, moest ik ergens tussen mijn normale bezigheden zestig uur zien te vinden.

Na twee mislukte pogingen verspreid over de jaren, Heimat bleek te staan voor een trage streekroman in filmvorm, slaagde ik er rond de jongste jaarwisseling eindelijk in om álles te bekijken. Dus ook Die andere Heimat uit 2014, nog eens twee afleveringen á twee uur. En tot slot deze week Heimat – Fragmente. Die Frauen plus een documentaire waarin wordt teruggeblikt op het voorliggende ‘proces’.

Wat ik al die uren vanaf de bank in de huiskamer voorbij zag trekken in zwartwit en soms ineens kleur, ik weet nog sgteeds niet waarom was zeer herkenbaar. Zeker voor iemand die zoals ik in het Westen in een dorp is opgegroeid, naar de stad verhuisde en opnieuw op het platteland terecht is gekomen, op de Hondsrug.

‘Een mens wordt twee keer geboren’, las ik laatst in de nieuwe roman van Marcel Möring. Daarin leidt de hoofdpersoon een dolend bestaan, zoekend naar waar hij vandaan komt, denkend over waar hij heen moet. Eerst vanuit de moederschoot, daarna opnieuw vanaf het moment dat hij zijn geboortestreek verlaat om ergens anders, misschien, te aarden. Of terug te keren.

In Heimat wordt de reis afgelegd door verschillende familieleden, vanuit verschillende tijden en perspectieven. Er zijn er die nieuwsgierig zijn naar onbekende verten, zoals het tropisch regenwoud. Er zijn er die vluchten naar het land van de onbegrensde mogelijkheden, zoals ooit de Verenigde Staten was. En er zijn er die naar de stad trekken, zoals München, waar kunst belangrijker lijkt dan het banale leven.

En steeds is er het verlangen naar de oorsprong.

In de documentaire reageert regisseur Reitz op wat zijn reeks, die vertelt over het leven op het Duitse platteland sinds halverwege de negentiende eeuw, te weeg heeft gebracht. Naast een zeldzaam rijk een goed gemaakt schouwspel heeft het onder meer zijn geboortestreek cultuurtoerisme opgeleverd. Kijkers willen met eigen ogen zien hoe het fictieve dorp Schabbach eruit ziet.

1 Hunsruck Heimat
“Als ik het verhaal vertelde vond ik het altijd belangrijk dat Schabbach niet echt bestaat”, zegt Reitz. “Als ik een bepaald dorp in de Hunsrück beschreven had, bijvoorbeeld het dorp waar ik zelf ben geboren, had ik niet ongeremd kunnen vertellen.” Hij zegt het verkeerd te vinden dat er dorpen in de Hunsrück zijn die achteraf beweren Schabbach te zijn. “Schabbach is een gemeenschappelijke liefde. Daar gaat het nu net om.”

En hij zegt dat Schabbach een plaats is waar bewoners weten waar 'de dingen' vandaan komen en hoe alles samenkomt. “Ze weten nog wie wie mag, of net niet. Daar zit een zekere menselijke overzichtelijkheid in. Ze dragen daar nog zorg voor de plaats en de tijd waarin ze leven. En dat zie ik eigenlijk nergens anders meer. In dat opzicht zie Schabbach als een utopie.”

Ik ben blij dat ik voor Heimat ben thuisgebleven.


Denken aan Ellen Warmond, luisteren naar Jan Glas en Martha Heesen in De Literaire Hemel

Ellen Warmond Foto Literatuurmuseum
Ze is al meer dan tien jaar dood, maar niet vergeten. De Literaire Hemel herdenkt vrijdag 10 maart in café De Amer de dichter Ellen Warmond.

Bij de burgerlijke stand stond Warmond ingeschreven als Pietronella Cornelia van Yperen (1930 – 2011). Lezers waardeerde haar voor de manier waarop ze een soms duister wereldbeeld wist om te zetten toegankelijke en ook geestige gedichten over thema’s als vervreemding, leegte, eenzaamheid en angst.

Vorig jaar verscheen een boek over haar leven en werk, Geef niet mee! Daarin wordt verteld over een jeugd in Rotterdam, de verstrekkende gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, de gefnuikte ambitie om balletdanseres te worden, prestigieuze literaire prijzen en een bijzondere vriendschap met Simon Carmiggelt.

De poëzie van Warmond is beïnvloed door existentialistische filosofie. Ze debuteerde in 1953 met de bundel Proeftuin. Haar misschien wel bekendste gedicht is Changement de décor en begint aldus: ‘Zodra de dag als een dreigbrief/ in mijn kamer wordt geschoven/ worden de rode zegels van de droom/ door snelle messen zonlicht losgebroken’.

Omdat de schrijver van de biografie, de letterkundige Trudy van Wijk, in 2020 overleed leek het er even op dat Geef niet mee! niet zou verschijnen. Bertram Maurits maakte het boek af. Hij komt in De Amer vertellen over Warmond.

Andere gasten in De Literaire Hemel zijn Martha Heesen en Jan Glas. Heesen publiceerde vorig jaar Grondsoorten, dat een niet met name genoemd Drents gehucht als decor heeft en waarin wordt verteld over de schijnbaar alledaagse beslommering van een aantal bewoners. Heesen is vooral bekend van jeugdboeken, haar naam komt ook voor in de recent verschenen biografie van Hugo Brandt Corstius.

De in Groningen woonachtige Jan Glas is dichter en beeldend kunstenaar. In oktober verscheen Een mooi verhaal, poëziebundel die volgens een gezaghebbend criticus ‘iedereen in huis zou moeten hebben omdat de schijnbaar alledaagse gedichten van Glas de lezer op een wonderbaarlijke manier weten op te beuren, zelfs als die lezer dat helemaal niet nodig denkt te hebben’.

De Literaire Hemel wordt mede mogelijk gemaakt door Dagblad van het Noorden. Aanvang 20.00 uur, vrijdag 10 januari in café De Amer in Amen. Entree: €18,50, inclusief twee consumpties. Muziek: Maarten Koekkoek (piano). Kaartverkoop via www.literairehemel.nl


En nu is er ook nog een Bartje-lied

Ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van de roman Bartje van Anne de Vries heeft Arnold Veeman een ‘heus Bartje-lied’ gecomponeerd en opgenomen.

Dat meldt uitgever Personalia, het bedrijf dat het verhaal van Bartje als strip publiceert in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant.

Het initiatief voor zowel de strip als het lied is afkomstig van Ahmad Resh. Naast het scenario van de strip, getekend door Anco Dijkman, schreef Resh ook de tekst van het lied.

Zanger en componist Veeman heeft er vervolgens bluesmuziek bij geschreven. “Precies het geluid dat hoort bij een tekst over verlangen, onrecht en verzet,” aldus Veeman die spreekt van een verhalende, emotionele song met een nostalgische ondertoon.


Leest ‘Mordechai’ van Marcel Möring

1 Mordechai Marcel Moring
Misschien om mij gedurende de jaarwisseling van straat te houden stuurde uitgeverij Prometheus een ongecorrigeerd vooruitexemplaar van de nieuwe roman van Marcel Möring. Mordechai heet het boek, de hoofdperspoon, een schrijver op leeftijd, is vernoemd naar iemand uit het Bijbelboek Esther.

Tot voor kort werden de boeken van Möring uitgegeven door De Bezige Bij, een uitgeverij met nogal wat problemen en waarover NRC recent meldde dat het door uitgeversconcern WPG wordt ‘verzelfstandigd’. Eind augustus berichtte Tzum al over de overstap van Möring. Hem was gevraagd het woord ‘neger’ niet te gebruiken in zijn nieuwe roman. Dat weigerde hij, uit principe, ook omdat het wordt gebruikt in een passage die speelt in 1967.

Onderaan bladzijde 137 lees ik erover. De vrouw waar de hoofpersoon seks mee heeft gehad, een actrice, wil niet naar een jazz-concert. Mordechai vermoedt dat ze racistisch is. ‘Zwarte musici, ’zei hij. ‘Wat is het probleem?’ ‘I don’t like the negro’s,’ zei ze, alsof het om een gerecht ging. ‘What about Jews?’ zei hij.

Daarop dreigt ruzie te ontstaan. De actrice vraagt of die ruzie ermee te maken heeft dat ze niet van negers houdt. ‘Nee, Chiara. Daar ga ik geen ruzie om maken. Sommige uitspraken zijn zo stupide dat je er geen ruzie over hoeft te maken.’

Natuurlijk gaat het in Mordechai erover wat het betekent om Jood te zijn. Niet alleen bij Möring gaat het daar meestal om, ook Mordechai Gompertz heeft meerdere romans geschreven waarin het een rol speelt.

Als de roman begint, wordt hij geïnterviewd voor een biografie over zijn leven en werk. Mordechai vliegt de interviewer aan als deze zijn grootvader een pornograaf noemt. Grootvader heeft ooit een paar erotische boeken  gepubliceerd – later lezen we onder welke omstandigheden hij dat heeft gedaan.

Het voorval met journalist leidt tot een mediarel op een moment dat Mordechai wordt genoemd als kanshebber voor de Nobelprijs. ‘Die zou hij allang hebben gekregen als hij niet zoveel over joden en zo weinig over politiek had geschreven’, schrijft Möring.

Ligt schrijven over joden gevoelig? Ik denk het wel. Dat is niet alleen op dit moment zo, nu Benjamin Netanyahu volgens Chaja Polak een Groot en Bijbels Israël probeert te verwezenlijken bovenop de lijken van Palestijnen. Dat is waarschijnlijk altijd al zo geweest.

Zijstapje: Möring laat zijn succesvolle schrijver onder meer op reis gaan naar Bangladesh waar een van zijn boeken in vertaling is verschenen. Na een moeizaam verlopen en vooral verwarrend publieksinterview komt Mordechai erachter dat zijn vertalers het woord Joden hebben vervangen voor Hollanders, omdat Joden non-existent zijn Bangladesh.

Na het mishandelen van de journalist trekt Mordechai Gompertz zich terug in zijn villa in Noordoost-Nederland – ik meen het Drentse dorp De Wijk te herkennen. Daar zet de schrijver het op een denken en begint hij in archieven te spitten. Zo komt een stroom op gang waarbij Möring jeugdherinneringen, familiegeschiedenissen, seksuele affaires, trauma’s, anekdotes, schrijversreizen, meningen, cultuurkritiek en schijnbaar op zich staande verhalen aaneenrijgt.

Hij doet dat op een geweldige manier, in een even geweldige stijl. De postpostmodernist Möring is zo zeer op dreef dat af en toe een paar zwakke plekken in zijn boek opvallen. Dat krijg je ervan als je op de toppen van je kunnen schrijft.

Het verlangen naar de verdwenen grote liefde, Klara, vind ik bijvoorbeeld niet sterk neergezet, eerder dweperig. Daarnaast laat hij Mordechai naar mijn beleving wel erg makkelijk met allerlei vrouwen in en uit bed stappen. Het kunnen de genen van de pornograaf zijn, maar ook de invloed van Mai Spijkers.

In de kern gaat Mordechai, denk ik, over identiteit. Waar komen we vandaan, wie zijn we, hoe zijn we zo geworden en waar moet het heen. Het antwoord van de fatalist Möring op die laatste vraag: nergens. Dat staat weliswaar ook in het Bijbelboek Prediker, maar op zich is er weinig joods aan, al wordt het er wel aanzienlijk tragischer van.

Nu weer verder lezen. Ik heb nog een deel te gaan. Om deel zeven heb ik een paar keer hard moeten lachen, onder meer toen het over Bob Dylan als verkeerde Nobelprijswinnaar ging en opdringerige journalisten de naam van de nieuwe Nobelprijskandidaat niet bleken te kennen. ‘Kun je voorstellen dat ze een voetballer interviewen en zijn naam niet kennen? Of een zanger? Maar naar een schrijver sturen ze de eerste de beste gecoiffeerde sukkel met twee jaar blindegeleidehondenschool.’

Mordechai ligt vanaf dinsdag in de winkel. 


Lukas 10 – 16

Jezus en Maria

En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;

Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.

En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe.

En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:

Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.

En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.