Meekijken met de takken van Han van Hagen in Museum Belvédère

Takkenhoogte Han van Hagen
Uitgeverij Noordboek attendeerde mij op de tentoonstelling  bij het gelijknamige boek Takkenhoogte van Han van Hagen in Museum Belvédère in Oranjewoud. Omdat daar ook een tentoonstelling is te zien met werk van Jan Mankes, ik schreef er eerder over, reisde ik af naar Friesland. De omgeving van Heerenveen is niet de meeste fraaie ter wereld, maar die van Belvédère, de naam zegt het al, is mooi.

Aangekomen in het museum, waar het druk was, bleek Takkenhoogte op het eerste gezicht veel van hetzelfde te omvatten. Van Hagen had een muur behangen met etsen van een groepje vlieren, ook wel bekend als de Sambucus nigra, maar dan zo dat elke ets met een andere techniek en andere inkt en verf op steeds ander papier was gedrukt. Maar ook op andere plekken hingen zijn vlieretsen.

In een hoekje dat door de mensen van het museum ‘kabinet’ wordt genoemd ontdekte ik reproducties van etsen van Hercules Segers (1589 – 1638), een inspiratiebron van Van Hagen. Bij de naam Segers moest ik denken aan wat M. Vasalis over zijn werk had geschreven. Thuis zocht ik het op, zodat ik hieronder een deel kan citeren:

‘De bijna overduidelijke, barre landschappen,/ die kronkelend  in het niet verdwijnen, / de bomen die geknakt zijn, of de gave/ met blaadren, die nauwkeurig zijn geteeld.’(...) Hier is ’t lot geland, de doelgericht willekeur/ en wat gebeurd is is voorgoed gebeurd, de tijd/ staat stil tussen het leven en de dood.’

Kijken naar etsen vraagt veel concentratie en verbeeldingskracht. Mede om die reden besloot ik Takkenhoogte een tweede blik te gunnen. Daarmee klaar zag ik een tekst hangen waarop Van Hagen vertelde dat hij voor zijn boek 35 mensen had uitgenodigd een tekst of een gedicht te schrijven bij een prent naar keuze.

Mij bekende namen waren op de uitnodiging ingegaan: Harry Tupan, Siemen Dijkstra, Hannah van Binsbergen, Arnon Grunberg, Ria Westerhuis, Siegfried Woldhek, Gerbrand Bakker. Laatstgenoemde haalde in zijn bijdrage herinneringen op aan een droge sloot die ooit als speelterrein had gediend en waar eens zijn vader in was gevallen toen het hem in de rug was geschoten bij het onkruid wieden.

Goed voorbeeld doet goed volgen. Ineens zag ik een kier naar een verdwenen wereld. Als kind gebruikte ik dikke takken van de vlier om een proppenschieter te maken waarmee ik de buren te lijf ging.

Van Hagen vroeg om meer teksten. Zijn project van meekijken wil hij een vervolg geven door bezoekers van de tentoonstelling uit te nodigen te reageren op een prent naar keuze. ‘Heb je tussen alle gepresenteerde prenten een exemplaar gevonden dat je aanspreekt of waarin jouw persoonlijke verhaal verborgen gaat, fotografeer deze dan, schrijf je verhaal en mail deze beide aan mij: [email protected].

De tentoonstelling Takkenhoogte van Han van Hagen is te zien tot en met 22 juni te zien in Museum Belvédère in Oranjewoud. 


Leest ‘Het land van Hrabal’ van Rik Zaal

1 Het land van Hrabal 2025 Rik Zaal
Met het idee een bespreking te maken voor Dagblad van het Noorden en mogelijk ook Leeuwarder Courant lees ik de roman Het land van Hrabal van Rik Zaal. Terwijl ik nog een derde te gaan heb, wil ik bij wijze van spoiler alert nu al roepen dat het een geweldig boek is. Misschien wel het 51ste,  52ste of 53ste beste Nederlandstalige boek van deze net aan begonnen eeuw.

Dat geweldige zit in de quasi-babbelige stijl, de collage-achtige vormgeving en de manier waarop Zaal humor gebruikt om iets ernstigs te vertellen. De hoofdpersoon in Het land van Hrabal twijfelt ernstig aan zijn geheugen. Dat hindert hem bij het ophalen van herinneringen aan het werk van schrijver Bohumil Hrabal en de tijd dat Tsjecho-Slowakije nog bestond, voor de jonge lezer een tragisch land achter het ijzeren gordijn.

Geheugenverlies is een zorgwekkende zaak, maar de hoofdpersoon probeert ermee in het reine te komen en wel zo dat de lezer zich afvraagt of dat geheugen wel zo slecht is als de hoofdpersoon doet voorkomen. We hebben derhalve te maken met een onbetrouwbare verteller, vermoed ik. Juist dat onbetrouwbare is zeer belangrijk in dit boek, dat in zekere zin gaat over de vraag of mensen wel of niet deugen.

Bijzonder is onder meer dat de hoofdpersoon een Theorie van Echte en Onechte Landen opvoert, een niet-wetenschappelijk idee dat neerkomt op een onderscheid tussen landen met vermeende problemen, zoals Nederland, en landen waar werkelijk iets aan de hand is of was, zoals het door de Sovjet-Unie gedomineerde Tsjecho-Slowakije waar mensen op een voor Nederlanders moeilijk voor te stellen manier er het beste van proberen te maken.

De vraag die Zaal oproept is of je onder dergelijke omstandigheden schone handen kunt houden. De door hem bewonderde Hrabal slaagde daar naar verluidt niet helemaal in, en dat geldt ook een van de vrienden van de hoofdpersoon. Om het nog ingewikkelder te maken voert Zaal op basis van het eerder genoemde onbetrouwbare geheugen een aantal scherpe situaties op die het vrijwel onmogelijk maken om schone handen te houden.

Is daar nog iemand? Zo ja, dan volgt hieronder een in mijn ogen veelzeggend citaat:

‘Nee, eenvoudig was het niet, dat leven onder het communisme en Tomas heeft me aan de hand van een voorbeeld van een vriend van hem die toneelspeler was uitgelegd hoe raar zo’n leven in elkaar zat en wat voor rare connecties je moest hebben, want voor zijn vriend Jan was het bijvoorbeeld van belang dat zijn broer getrouwd was met de dochter van een man wiens zoons allemaal in de bouw werkten en dat hij bevriend was met een man wiens schoonzuster directeur was van een grote slagerij en dat die connecties werkten omdat de slager heel erg van theater hield waar acteurs en actrices in speelden die die slager van televisie kende en dat Jan hem aan kaartjes kon helpen en dat hij dan in ruil voor die kaartjes het beste vlees kreeg dat er in Praag beschikbaar was, vlees dat je nooit in de winkel zou zien liggen en dat de bouwvakkers van de vader van de schoonzus voor dat vlees graag een muurtje metselden in het weekendhuis van de toneelspeler, waar het allemaal om begonnen was in het communistische Europa van die tijd, het buitenhuis, de datsja.’

Nu weer verder lezen.


In memoriam: Ben ten Velde, journalist en toneelvertaler

Ben ten Velde. Ongedateerde fotoBen ten Velde is overleden. In de overlijdensadvertentie die afgelopen zaterdag in Dagblad van het Noorden stond, wordt hij omschreven als een lieve vader en opa. Daarmee is het belangrijkste over hem gezegd. Maar niet alles. Want Ben ten Velde (Zwartemeer, 1948) was ook journalist en toneelvertaler.

Ik leerde hem 25 jaar geleden kennen toen ik korte tijd werkzaam was op de redactie van de Drentse Courant in Emmen. Ten Velde schreef voor die krant stukken in de categorie human interest. Als ik het mij goed herinner was hij gespecialiseerd in het verenigingsleven van Zuidoost-Drenthe, en dan met name de carnavalstraditie. Het merkwaardige verschijnsel van het hooivorkwerpen deed hij erbij.

Ten Velde had toen al last van oprukkende doofheid; hij was de eerste man die ik zag met een vervaarlijk op de schedel gemonteerd cochleair implantaat. Wat ook opvallend aan hem was, was zijn manier van praten. Ten Velde kon zeer fraai formuleren, strooide te pas en te onpas met uitdrukkingen uit de Franse taal, en citeerde indien nodig uit de catechismus. Ook wekte hij graag de suggestie dat hij ergens in was afgestudeerd, al wist niemand precies waarin.

Onze ‘samenwerking’ duurde slechts twee jaar. Terwijl ik bij de vorming van Dagblad van het Noorden naar Groningen werd geroepen, bleef Ten Velde op zijn post in Emmen waar hij (mede)verantwoordelijk werd voor de ‘Regiowijzer’, een pagina met allerlei praktische zaken waaronder de steeds wisselende positie van flitspalen langs b-wegen, stukjes over huisdieren, maar ook de vraag vandaag en het feuilleton van Henny Thijssing-Boer.

Thuis, in Nieuw-Dordrecht, bleek Ten Velde zich bezig te houden met vertalen en bewerken van blijspelen en kluchten. Meestal snorde hij ergens in Duitsland een stuk voor vier mannen en vier vrouwen op, maakte de grappen leuker en zette de tekst om in algemeen verstaanbaar Drents, zodat de stukken heel makkelijk in gansch Nedersaksië konden worden opgevoerd.

Ten Velde streefde daarbij geen grote artistieke ambities na, gezelligheid en herkenning stond voorop. Hij situeerde zijn toneelstukken – Zo wies as n patries, Gerda dreit deur, Stellegie oelewappers, Kippies in de koestal –  vaak in het denkbeeldige dorp Kloetenbarg waar ze nog een burgemeester, postbode en een politieagent hebben en een eenvoudige grap in goede aarde valt.

Wanneer hij precies uit dienst bij Dagblad van het Noorden is getreden, weet ik niet. Maar zijn betrokkenheid bleef, net als zijn hekel aan De Telegraaf, steevast omschreven als die bruine krant’. Onregelmatig ontving ik berichten van zijn hand waarin hij klaagde over de redactionele koers en die hij afsloot met sans rancune’. Net zo onregelmatig begon hij zijn berichten met ‘Amice’ en stuurde hij complimenten voor iets wat wel goed was gegaan.

In de overlijdensadvertentie stond onder de altijd bruikbare kop ‘Wat ’n leven!’ de mededeling dat Ten Velde na een ‘kortstondige ziekte’ was heen gegaan. Daar keek ik van op, want ik herinner mij een bericht van twee jaar geleden waarin hij op basis van een welingelichte bron meldde dat er plannen waren om een vleugel van het Scheper Ziekenhuis in Emmen naar hem te noemen vanwege ‘goede klandizie’.

Nu ik dit alles opschrijf, realiseer ik mij dat ik best meer van Ben ten Velde wil weten. Te laat, te laat, o, altijd te laat. Hij zou een goede kandidaat zijn voor Tijd van leven, de veelgelezen in memoriam-rubriek van Dagblad van het Noorden. Helaas schijnen lezers van deze artikelen een voorkeur te hebben voor doden jonger dan 50 jaar, tegenwoordig de doelgroep van bijna alle massamedia.

In die categorie valt Ben ten Velde niet. Gelukkig maar. Hij is 76 jaar geworden.


Wel Kees ’t Hart, Marcel Möring en Lize Spit geen Gerwin van der Werf tijdens de Boekenweek in Drenthe

Boekenfest DNK Assen 2024
De Boekenweek nadert en dus loopt agenda met schrijversoptredens vol. Zoals wel vaker komt de auteur van het Boekenweekgeschenk, dit jaar Gerwin van der Werf, niet naar Drenthe. Lezers krijgen andere dingen aan en naar hun hoofd.

Zo wordt woensdag 12 maart Kees ‘t Hart in warenhuis Vanderveen in Assen door Annette Timmer geïnterviewd over zijn nieuwe roman De Rode Olifant. In dit boek krijgt een expert een financieel aantrekkelijke opdracht om de mogelijkheden te onderzoeken voor de oprichting van een warenhuismuseum. Gratis entree, aanvang 14.00 uur. Aanmelden kan via [email protected]

Twee dagen later, 14 maart, interviewt voornoemde Timmer in café De Amer te Amen dichter Suze Sanders over haar dichtbundel Draogers van twiefellocht en de in de achttiende eeuw gespecialiseerde literatuurhistoricus Marleen de Vries over schrijfster Betje Wolff (1738-1804). Derde gast is Marcel Möring, schrijver van de roman Mordechai, maar die wordt door iemand anders geïnterviewd. Aanvang 20.00 uur. Toegang €18,50, inclusief twee consumpties. Kaartverkoop via www.literairehemel.nl

Op 15 maart grijpt BoekenFEST plaats in cultuurpaleis DNK in Assen. Genode auteurs zijn Roxane van Iperen (Dat beloof ik), Lize Spit (Autobiografie van mijn lichaam) en Rob van Essen (Ik kom hier nog op terug). Streektaalzanger Leon Moorman zorgt voor muziek. De entree bedraagt 15 euro. Aanvang is 19.30 uur. Kaartverkoop via www.dnk.nl. Bovenstaande foto toont de drukte tijdens BoekenFEST in, ik meen, 2024.


Over Henk Folkerts, Nicole Stiekema, Mannen van Noord en het debat in Emmen

Henk_harm_mannen_van_noord_podcast
Wie op de hoogte wil blijven van ‘het debat’ in de gemeente Emmen hoeft maar één man in de gaten te houden: Henk Folkerts, op bovenstaande foto links.

Folkerts is niet alleen cultureel koster van de Grote Kerk, zanger bij een band waarvan mij de naam even is ontschoten en maker van de podcast Mannen van Noord. Hij is ook nog eens, naast burgemeester Eric van Oosterhout, de belangrijkste columnist van de Emmer Courant.

Bijna al deze petten werden begin januari op- en afgezet na publicatie van een column getiteld Ongelijk speelveld. Folkerts stelt hierin het programmeerbeleid van Facet ter discussie, omdat deze gemeentelijk gesubsidieerde cultuurorganisatie het heeft bestaan ver onder de marktprijs een concert aan te bieden van een musicus die kort daarna een optreden zou geven in de Grote Kerk waar vol tarief moest worden betaald.

De column viel niet fijn bij Facet, volgens de directeur een instelling die onder meer uitvoering geeft aan de Bibliotheekwet middels aandacht voor lezen en literatuur, kennis en informatie, het stimuleren van ontwikkeling en educatie, kennis maken met kunst en cultuur en het faciliteren van ontmoeting en, jazeker, debat.

Dat debat mocht Stiekema voortzetten in een aflevering van de podcast Mannen van Noord. Folkerts en zijn kompaan Harm Louissen, vrijwilliger bij de Grote Kerk, waren speciaal voor de opname naar het kantoor van de Facet-directeur gewandeld al waar zij hun geluidsapparatuur zo belabberd opstelden dat het tot geluidsterreur leidde.

Voor wie zich daar niet aan wil blootstellen, maar toch wil weten hoe deze fittie verliep, volgt citeer hierna een uitgeschreven fragment.

Stiekema: “Het principe dat je aankaartte begrijp ik heel goed. Wij zijn een grote culturele instelling. Daar zijn er in de gemeente Emmen niet heel veel van, je hebt het Atlas Theater en Facet.

We voelen dan ook de verantwoordelijkheid dat we geen kleine partijen of commerciële partijen in de weg moeten zitten. In die zin vind ik het altijd van belang dat we goed in verbinding blijven staan met wat in Emmen gebeurt. We hebben een aanjaagfunctie.

Ik vind het heel prettig dat we daar met elkaar over in gesprek blijven. Wat ik minder vind is dat ik het dan lees in een column. Ik had het aardiger gevonden als de telefoon was gegaan.”

Folkerts: “Dan had ik geen column meer.”

Stiekema: “Precies.”

Folkerts: “Dat gaan we niet doen.”

Stiekema: “Een column mag ook schuren, ik vind dat helemaal prima. Maar het heeft veel teweeggebracht. Ik heb aardig wat reacties gehad. Bij mij komen vooral de reacties binnen van mensen die het niet zo’n  aardig stukje vonden. Daarom is het zo fijn dat we hier nu over gesprek zijn.”

Folkerts: “Je reageerde via Facebook als eerste op de column, met een uitnodiging om er over te praten. Dat vind ik hartstikke goed. En dat doen we nu dus ook.”

Stiekema: “Voor iedereen en altijd geldt: als er situaties zijn waarin iemand het idee heeft ‘Waarom doet Facet dat? Hadden wij dat niet moeten doen? Hierdoor worden wij benadeeld’ trek alsjeblieft aan de bel. Want, oprecht, als we een commerciële of kleine instelling in de weg zitten, zijn we niet de goede dingen aan het doen.”

En zo peuterde Stiekema op bewonderenswaardige wijze de angel uit het debat. Om even later aan de twee mannen op verzoek over haar favoriete lunchgerecht te mogen vertellen: een uitsmijter op wit brood met kaas. Luister vooral verder bij Mannen van Noord.


Bezocht ‘De eeuwige jachtvelden van Mevrouw Ogterop

De eeuwige jachtvelden Mevrouw Ogterop
Ook ik bezocht de première van het theaterstuk De eeuwige jachtvelden, afgelopen zaterdag te Meppel. In schouwburg Ogterop werk ik vlak voor aanvang aangesproken door de auteur van vorige voorstelling van gezelschap Mevrouw Ogterop. De kant van Ada heette het stuk toen.

“Ben jij hier om te schrijven voor de krant”, informeerde hij nieuwsgierig. “Nee, daar heb ik vanavond een mannetje voor”, antwoordde ik in een poging mij belangrijker voor te doen dan ik ben. “Vanavond mag ik ontspannen op het pluche zonder oordeel zien wat het geworden is.”

Dat ontspannen viel nog niet mee. Het was warm in de zaal. Pal voor mij zat in rij 6 een te lang uitgevallen jongeman wiens hoofd mijn zicht op het centrum van toneel blokkeerde. Vlak naast mij zat de dienstdoende recensent van Dagblad van het Noorden met een notitieblok op het bovenbeen. Ik geef het je te doen, aantekeningen maken in het donker.

Misschien was ik weer eens te ongeduldig, maar het duurde even voor duidelijk werd wat Mevrouw Ogterop met De eeuwige jachtvelden van plan was. Daarbij wist ik het eerste half uur niet goed hoe ik mijn ogen om het achterhoofd van mijn buurman moest draaien. Daarna bedacht ik dat de ambities van het gezelschap misschien toch iets te klein waren voor een grote zaal.

Eenmaal vertrouwd met mijn gebruikelijk getob besloot ik alles en iedereen het voordeel van de twijfel te geven. Waarom moeilijk doen? Waarom niet gewoon proberen te genieten? Ik had nota bene op basis van mijn kleine verdiensten voor de culturele zaak in Drenthe een vrijkaart ontvangen. De muziek, gespeeld door snarenwonder Joost Dijkema, klonk uitstekend.  

Marcel Osterop, de man die de getormenteerde zoon Victor speelde, toonde zich een voortreffelijk acteur, vooral als hij een drankzuchtige vader neerzette. Lotte Dunselman kwam naar mate het stuk vorderde steeds beter uit de verf als Lisa, de dochter die met haar seksualiteit worstelt. Dat ik zus Anna, gespeeld door Terri van Splunder, slecht kon verstaan nam ik voor lief. Zo belangrijk was haar rol volgens mij niet.

Als belezen bezoeker wist ik vooraf dat het over een verboden liefde tussen broer en zus in een dysfunctioneel gezin zou gaan. Ik wist dat Nanne Tepper, schrijver van De eeuwige jachtvelden, in de jaren negentig een grootste prestatie had geleverd door daar literatuur van te maken. De beste Groninger roman ooit, volgens Herman Sandman. Tot mijn plezier hoorde ik een aantal van Teppers geweldige zinnen uit de mond van Victor rollen.

In de zaal betrapte ik mezelf er evenwel op weinig binding te voelen met de voornaamste rollen. Wat Anna doormaakte liet mij koud. Wat Lisa en Victor in elkaar zagen, kon ik mij wel voorstellen, maar niet invoelen. Aan het spel van Osterop en Dunselman lag het niet. Waar dan wel aan?

Ik dacht: goed dat de mensen van Mevrouw Ogterop niet doen alsof incest en drankzucht typisch Veenkoloniale problemen zijn. Er zijn andere manieren om die regio een trap te geven. Ik dacht ook: als je bent opgegroeid in een harmonieus gezin zonder alcoholische vader en met een altijd aanwezige dienstbare moeder wordt je gestraft met een te dikke huid.

Denkend aan al mijn broers – vijf – probeerde ik mij voor te stellen hoe het zou zijn geweest als een of twee van hen een meisje was, een meisje dat onder mijn ogen van kind zou veranderen in een jonge vrouw met alles erop en eraan en verlangens daarbij. Of nog verwarrender, dat twee van die broers ineens oog zouden krijgen voor elkaar. 

Mijn hoofd op rij 7 in bochten wringend om íets mee te krijgen van de hormonale transformatie van zus Lisa en broer Victor prijsde ik mezelf zeer gelukkig.

Daarna liep de voorstelling nog een tijdje door, naar mijn oordeel een kwartier te lang. Na afloop in de foyer werden drankjes bitterballen en zelfs ijsjes uitgedeeld. Zoals gebruikelijke na een première werden op vrolijke toon gesprekken gevoerd waarin slechts een deel werd gezegd van wat werd gedacht.

De dienstdoende recensent van Dagblad van het Noorden deed ik de suggestie aan de hand ‘Feest der herkenning’ boven zijn recensie te zetten, bij wijze van ironische clickbait. Of hij dat ook gedaan heeft, is hier te lezen.


Leest ‘Afscheid van het oude Nederland’ van René van Stipriaan

Afscheid van het oude Nederland (2025) René van Stipriaan
Om eens wat anders te lezen dan louter literatuur lees ik Afscheid van het oude Nederland van cultuurhistoricus René van Stipriaan. Wie weet waar het goed voor is. Verandering van spijs doet eten et cetera.

Ondertussen is het een interessant en vurig geschreven boekje. Een pamflet, zou ik tegen mijn moeder zeggen. Want Van Stipriaan wil nadrukkelijk iets aan de kaak stellen en daarmee vermoedelijk ‘het debat’ beïnvloeden over wat er volgens hem mis is met Nederland en, heel goed, duidelijk maken waar het mis is gegaan.

Vaak terugkerende klacht van de auteur is dat we in een tijd van zondebokken leven, mensen die de schuld krijgen van de problemen waar Nederland mee worstelt. Bedoeld wordt de algehele ontevredenheid en toenemende onverdraagzaamheid, want aan welvaart geen gebrek. 

Wat opvalt is dat Van Stipriaan niet naar de boeren als zondebokken wijst, grootproducenten van stikstof, met als gevolg dat de woningbouw maar niet op gang komt in een land dat tot Amersfoort woekert met ruimte en na Amersfoort groen en geel ziet door een gebrek aan biodiversiteit.

Nee, hij wijst naar de mensen die van buitenaf naar Nederland komen. Nu moet ik oppassen dat ik Van Stipriaan hier niet in het verkeerde kamp plaats, dat van de rechtse partijen. Eerder is hij een sociaal-democraat die heel goed weet waar links de hamer en sikkel uit handen heeft laten vallen. Met als gevolg dat de verkiezingen steeds door rechts worden gewonnen, iets wat hij volgens mij ten zeerste betreurt.

Op bladzijde 110 lees ik het volgende:

‘Arbeidsmigratie is zo langzamerhand the elephant in the room in de Nederlandse politiek. De arbeidsmigratie is in de laatste vijftien jaar verviervoudigd. Maar het gaat steeds over asielzoekers, een bescheiden hoeveelheid migranten, om en nabij 10 à 15 procent van het totaal.

Ik maak mij sterk dat wanneer een plattelander waar ook in Nederland meent een asielzoeker te zien, hij meestal een arbeidsmigrant waarneemt. En wanneer jonge Nederlanders geen huis kunnen vinden, dan is dat wellicht om er een stuk of tien arbeidsmigranten in wonen.

Doordat arbeidsmigratie in tijden van verkiezingen niet besproken en geduid wordt, is een giftige sfeer ontstaan rond asielzoekers, terwijl het Nederlandse bedrijfsleven, zolang die discussie niet op gang komt, blijft profiteren van die goedkope arbeidskrachten.’

Ik lees dit met het idee dat niet de asielzoekers het probleem zijn in Nederland (en daarbuiten). De kern van de ontevredenheid en onverdraagzaamheid wordt veroorzaakt door bedrijven die met grote gretigheid arbeidskrachten naar Nederland lokken om werk te verzetten dat misschien beter in de landen herkomst verzet kan worden. Met andere woorden: weg met het grootkapitaal, oude tijden herleven.

Eerst maar eens verder lezen.


Trofee 45ste Internationaal Filmfestival Assen naar distributiebedrijf Vedette Film

Familiar Touch (2024) Sarah Friedland
De jaarlijkse trofee van het Internationaal Filmfestival Assen (IFA) gaat naar distributiebedrijf Vedette Film. De prijs wordt 6 maart uitgereikt.

De IFA-onderscheiding is bedoeld voor mensen en organisaties ‘die een baanbrekende prestatie hebben geleverd in de Nederlandse filmwereld, bijvoorbeeld op het gebied van gendergelijkheid en inclusie’.

Het in Amsterdam gevestigde Vedette Film richt zich op ‘het presenteren van impactvolle verhalen, aangedreven door verschillende stemmen en perspectieven’. Vorig jaar ging de prijs naar actrice Renée Soutendijk.

De 45ste editie van het festival in Assen opent 6 maart met de vertoning van Familiar Touch. Deze film van regisseur Sarah Friedland vertelt over een dementerende vrouw die zich leert aanpassen aan het leven in een verzorgingshuis.

Vervolgens worden in de bioscoop van DNK ruim veertig langere en korte films vertoond waaronder Nederlandse premières als Sima’s Song van regisseur Roya Sadat en Drowning Dry van regisseur Laurynas Bareiša. De film Cherub van regisseur Devin Shears beleeft een Europese première.

Behalve de IFA-trofee worden ook andere prijzen uitgereikt, zoals voor de titel Beste Noordelijke Film gemaakt door een regisseur of filmbedrijf met een band met Drenthe, Friesland en Groningen. Zie voor de genomineerden hier.


Bezocht de tentoonstelling ‘Gen F.’ in het Drents Museum

1 Bezoekers aan de tentoonstelling Gen F in het Drents Museum
In het Drents Museum heeft het goud van Dacia plaatsgemaakt voor figuratieve schilderkunst. Ik bezocht de tentoonstelling Gen F. Wel zo veilig.

Er is veel goed aan Gen F., maar wat ik hier speciaal wil noemen zijn de tentoonstellingsteksten. Bij ieder kunstwerk is een citaat van de verantwoordelijke kunstenaar opgehangen. Tezamen vertellen ze het verhaal van een kunstopvatting die na de Tweede Wereldoorlog bij critici uit de gratie raakte omdat het een traditie voortzette in plaats van ermee te breken.

Later wist de opvatting alsnog aan waardering te winnen. In Noord-Nederland gebeurde dat aan academie Minerva in Groningen, waar de abstracte en conceptuele kunst pas later werd omarmd. Het gebeurde ook in het Drents Museum in Assen dat de figuratieve kunst tot een van de speerpunten maakte, naast kunst en kunstnijverheid rond 1900 en de archeologie.

1 Wandelend in Bommerig (1996) Nicolaas Wijnberg
Bij een schilderij van Nicolaas Wijnberg las ik dit: ‘Ik ontdekte dat ik een echte volksjongen ben. Ineens vond ik dat veel, zo niet alles van mijn dwarse karakter daardoor wordt verhelderd. Alsof ik daarom niet mee wil doen aan het vaak bekakte kunstwereldje en het kritische volk. Het verklaart ook iets van mijn keuze voor het leesbare en het figuratieve, en als ik leesbaar zeg bedoel ik bijna altijd leesbaar voor gewone mensen.’

Voor een psycholoog ligt er veel besloten in het citaat van Wijnberg. Dat deze kunstenaar zich vermoedelijk lange tijd buitengesloten heeft gevoeld en zich om die reden van de gevestigde orde heeft afgekeerd om op late leeftijd aansluiting te zoeken bij het brede publiek. Ik sla maar een slag. Wijnberg is inmiddels overleden en zal mij niet tegenspreken. De gewone mensen heb ik overigens nooit over hem gehoord.

1 Drie werken van Ger Siks tentoonstelling Gen F. Drents Museum

Op de plek waar tot eind januari in het Drents Museum de beroemde geworden helm van Coțofenești kon worden bewonderd hangen nu kleurpotloodtekeningen van Ger Siks (1942 – 2023).

Siks was een opmerkelijk figuur. Ik interviewde hem in 2012 ter gelegenheid van een solotentoonstelling met zijn werk, ook in Assen, en liet mij toen van alles op de mouw spelden. Dat hij allerlei vuile klusjes had opgeknapt om oorlogsmisdadigers te pakken te krijgen bijvoorbeeld, en dat hij binnenkort zou overlijden aan leverkanker. Het leverde een mooi verhaal met een vreemde nasmaak op.

Ook van Siks een citaat:

‘Luister niet al te veel naar zelfbenoemde kenners. Uiteindelijk is er toch maar één die echt een eerlijk eindoordeel over je werk kan vellen en dat ben je zelf. Dat oordeel kan soms wel eens smerig tegenvallen en had heb je een katterige dag. Soms valt het mee en dan beleef je even een moment van euforie, maar naar welke kant het dubbeltje ook valt, het maakt eigenlijk niet uit. In beide gevallen moet je de volgende dag toch weer gewoon aan het werk.’


Leest ‘We hebben elkaar gemist’ van David de Poel

1 We hebben je gemist David de Poel
Ik lees voor een mogelijke bespreking  in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant de roman ‘We hebben elkaar gemist’ van David de Poel. En ik weet niet of ik daar goed aan doe.

Achterin de roman is te lezen dat De Poel zijn boek tussen 2002 en 2024 heeft geschreven en dat enkele fragmenten eerder in drie andere boeken hebben gestaan. Een van die boeken is De buitenstaander. In 2004 schreef ik daar een stuk over met de suggestie dat het boek maar beter geheimgehouden had kunnen worden.

Net als in De buitenstaander wordt het eind jaren zeventig, begin jaren tachtig spelende verhaal van We hebben elkaar gemist verteld van een jongen die onder kommervolle omstandigheden zijn weg moet zien te vinden. Als zijn moeder aan de gevolgen van een verkeersongeluk is overleden, hertrouwt zijn vader met een neurotische vrouw. Die probeert het zoontje, Bastiaan, een jaar of vijf oud, het huis uit te werken.

Bastiaan begint een zwervend bestaan te leiden. Eerst nog te voet in de buurt van het ouderlijk huis dat in Noord-Groningen staat, in een dorp dat nu Dedem heet en in De buitenstaander Bedum werd genoemd. Daarna op de fiets in steeds grotere kringen tot in de stad Groningen aan toe. Nergens is hij echt welkom, ook niet bij familie en op andere tijdelijke adressen. Hij wordt wel gezien, maar niet omarmd.

Uiteindelijk wordt Bastiaan formeel uit huis geplaatst, zijn vader en stiefmoeder zijn dan al uit de ouderlijke macht gezet. Hij belandt in een jeugdhuis in Drachten en krijgt later onderdak in Gorredijk. Naar school gaat hij steeds minder. Vrienden heeft hij niet, wel aanspraak aan twee lotgenoten. De een probeert hem aan de vrouw te helpen. De ander lokt hem het criminele pad op.

De Poel schrijft dit allemaal zeer sober op, vanuit het perspectief van een jongen die alles met een merkwaardige gelatenheid ondergaat. Die gelatenheid is vermoedelijk heel realistisch en typerend voor het verlammende effect dat een derde situatie op kinderen kan hebben. Maar voor een roman, waarin de leesbaarheid afhankelijk is van het streven van een hoofdpersoon, is het funest.

Wat ook niet meehelpt is dat de omgeving opvallend passief reageert. Dat geldt om te beginnen de vader van Bastiaan, die de boze stiefmoeder voortdurend de hand boven het hoofd houdt en daarmee zijn zoon laat vallen. Maar het geldt ook de familie en de hulpverlening. Niemand in We hebben elkaar gemist ziet aanleiding om in te grijpen

Dan nu mijn dilemma: moet ik een boek als dit onder de aandacht brengen van de lezers van Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant? Dat het in ‘de regio’ afspeelt en dat de auteur in ‘de regio’ geboren is, zou een argument kunnen zijn. Ander argument is dat het thema, verwaarlozing van kinderen, nog altijd actueel is. Denk aan wat het meisje in Vlaardingen is overkomen.

Probleem van We hebben elkaar gemist is dat daarmee vergeleken de beschreven ellende nogal meevalt, niet voor de hoofdpersoon, maar voor het publiek. Al lezend zou het de indruk kunnen krijgen dat David de Poel er niet in geslaagd van de werkelijkheid literatuur te maken. En, erger nog, dat Bastiaan vergeleken met te veel andere kinderen die aan hun lot zijn overgelaten nog goed wegkomt.

Als motto heeft De Poel een tekstfragment van de Britse rockband Skunk Anasie gekozen: ‘Tell it like it is/ Tell it like it is/ Tell de sordid truth/ Tell them/ Tell it like it is/ Tell them’. Met gitaarmuziek eronder klinkt dat wellicht krachtig en overtuigend, maar met zoveel herhaling van woorden glipt alle beoogde spanning tussen de regels weg.

Eerst maar eens verder lezen.