Nog net geen herfst

Voor eeuwig gelukkig
Twee mannen aan de deur, keurig gekleed, met aktetassen. Ze wensen mij een goede morgen. Een van hen ruikt licht geparfumeerd en neemt in gebroken Nederlands het woord. De toon is vriendelijk, maar de woorden klinken bezorgd. Of ik ook van mening ben dat het slecht gaat in de wereld. Israël, Oekraïne, oorlogen, het klimaat.

In een moeite door begint de man over de Bijbel, waarin alles wat ons nu overkomt beschreven staat. Hij vertelt over het einde der tijden, over Jezus en over het koninkrijk Gods, dat in de Bijbel wordt beloofd en we hard nodig hebben. De man vraagt hoe ik daar naar kijk.

Dat er te veel oorlogen zijn, kan ik niet ontkennen. En als je de kranten leest en naar televisie kijkt, ziet het er op dit moment inderdaad niet goed uit. Ik beweer dat ik niet in de toekomst kan kijken, dat het zomaar kan zijn dat het hierna weer beter wordt. Blijkbaar ben ik een goede bui.

De geparfumeerde man begint opnieuw over de Bijbel en wat daar allemaal voor nuttige informatie in staat, voorspellingen ook. Hij citeert Timotheüs: ‘Weet dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken. Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed.’

Er wonen bijna acht miljard mensen op aarde, zeg ik. Van dat aantal willen 7,5 miljard mensen in vrede leven. De meeste mensen willen het goede, werp ik tegen.

De geparfumeerde man begint nu over Mattheüs. Die schreef dat het ene volk tegen het andere volk zal opstaan, dat er hongersnoden en aardbevingen zullen zijn. Het is allemaal uitgekomen, zegt de man. Wat in de Bijbel staat, is waar.

Ik kijk over de hoofden van het duo de straat in. Het is prachtig weer, bijna windstil, de temperatuur voelt aangenaam.

Jullie zijn hier gekomen op een mooie dag, zeg ik. Het is nog zomer, nog net geen herfst. Straks gaat het misschien waaien en regenen en dan pas vallen alle bladeren. Daarna wordt vermoedelijk het winter, kil en grijs. Maar dan, dan wordt het opnieuw lente. Meestal wordt het dan weer beter en begint alles opnieuw.

Dat is waar, zegt nu de andere man. Hij spreekt met een licht Drents accent. In elke knop van een tak zit een nieuwe knop verborgen, dat staat ook in de Bijbel. Ten afscheid krijgt ik een brochure overhandigd. Voor eeuwig gelukkig leven.


Drentse bandjes kijken in Meppel, Borger, Assen en Emmen

1 Marcel Krijgsman  alias Happenstance Foto Drentsch Peil XL
Kunst & Cultuur uit Assen en The Bake Shop uit Emmen stuurden een persbericht waarin optredens van Drents cultuurtalent worden aangekondigd. Dit keer: Drentsch Peil XL, het showcasefestival dat bands en artiesten uit Drenthe een opstapje biedt naar grotere podia.

In september vinden vier showcases plaats: 20 september in Stadscafé Oasis Meppel, 21 september in Podium34 Borger, 27 september in City Hotel de Jonge Assen en 28 september in De Grote Kerk Emmen. Aanvangstijden in Meppel en Borger zijn 20.00 uur. Aanvullende informatie is verkrijgbaar via [email protected]. Citaat:

‘Bezoekers kunnen genieten van een breed palet aan genres en stijlen. Van de alternatieve rock van Radiant Sculptures en Wood for the Trees tot de stevige bluesrock van Moonlighter, en de funky vibes van State of the Art. Ook solo-artiesten Josué Davis, met zijn mix van pop en Latin urban, en de autonome alleskunner Happenstance krijgen een kans om te schitteren. Daarnaast brengt Joining Ends een mix van hardrock en progressieve metal. De line-up wordt compleet gemaakt door de alternatieve indiesound van The Meadow.’


Dagboek van een cultuurjournalist

1 Lief dagboek
Lief dagboek,

Het was een vreselijke dag. Het begon ermee dat ik naar mijn gevoel veel te lang moest vergaderen over zaken die weliswaar belangrijk zijn, maar waar ik dit keer geen geduld voor kon opbrengen. Daarna snel een bericht gemaakt over stichting Reur die boos is op cultuurgedeputeerde Jisse Otter. En toen was het alweer tijd voor de Troonrede.

De koning doet het in mijn ogen steeds beter, maar misschien ben ik extra mild omdat ik hem zie als een man die op de eerste plaats heel veel van zijn dochters houdt en pas daarna aan de liefde voor zijn land toegeeft. Het hardop voorlezen van teksten die hij zelf niet geschreven heeft, gaat hem nog steeds lastig af. Ook nu struikelde hij een paar keer. Heel menselijk. Als onderdaan raak je eraan gewend.

Ik was uiteraard vooral nieuwsgierig of hij iets over kunst en cultuur moest zeggen. Dat bleek niet het geval. Het enige dat – of is het wat? – een beetje in de buurt kwam, was dat ‘er veel aandacht moet zijn voor de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen’ en dat binnenkort hoofdlijnen van het Herstelplan Kwaliteit Onderwijs worden gepresenteerd. Als ik de majesteit goed heb verstaan sluit het allemaal aan bij lopende initiatieven. Niks nieuws dus.

Wel leuk dat hij de Nedersaksenlijn mocht noemen. Met een beetje geluk kunnen we over twintig jaar vanaf station Emmen, als daar dan nog mensen wonen, met een boemeltreintje rechtsaf langs de Gebroken Cirkel via Stadskanaal naar Groningen. Of nog spannender, linksaf via Hardenberg richting Almelo naar Enschede. En dan, ja dan, ligt de wereld open.

Toen de koning was uitgesproken begon het wachten op de presentatie van de Miljoennota. Ik gebruikte de tijd om stukken over cultuurbeleid te lezen die voorafgaand aan Prinsjesdag in de media waren verschenen. Daar raakte ik behoorlijk van in de war. Diverse zegslieden in de buurt van wandelgangen met woordvoerders bij bronnen rond welingelichte kringen hadden de afgelopen dagen na afloop van talkshows gedaan alsof er van alles was beklonken, waarop vervolgens weer reacties waren gegeven door verontruste belangengroeperingen.

Gevolg was dat ik veel berichten zonder feiten las over besluiten die vermoedelijk toen nog genomen moesten worden. En als ze wel al waren genomen, waren ze in ieder geval nog niet officieel bekendgemaakt. Ook niet afgelopen vrijdag, toen het zogeheten Regeerprogramma werd gepresenteerd, waarin nauwelijks iets over kunst en cultuur te lezen viel. Je hoort wel eens iets over lekken naar de pers, maar met de kennis van nu zou ik het eerder sproeien door de media willen noemen.

Om half vier zette het kabinet ineens een enorme hoeveelheid informatie met bijlagen online. Het internet kreunde ervan. Aan mij de taak na te gaan wat er waar was – of is het is? – van alle speculaties en dan vooral met betrekking tot de cultuursector in Drenthe en Groningen. Even voelde ik paniek opkomen. Waar te beginnen? Wat is het belangrijkste: het door de afdeling communicatie opgesteld persbericht of de bijlagen met de kleine lettertjes?

De verlaagde btw op cultuur en logies bleek inderdaad omhoog te gaan, als de Kamer ermee instemt. En de aangekondigde bezuiniging op de NPO stond er ook in. Maar hoe het zat met de verhoging van de kansspelbelasting en de voorgenomen bezuiniging op cultuur werd mij niet duidelijk. Over de verandering van de giftenaftrek las ik niets. What’s in it for me, prevelde ik sissend tussen mijn tanden het mantra van mijn leidinggevenden.

Na flink studeren meende ik even dat het meeviel met de aversie van het kabinet Dick Schoof jegens de zachte krachten. Die indruk werd versterkt toen ik zag dat alle adviezen voor de basisinfrastructuur door minister Eppo Bruins waren overgenomen en dat hij, Bruins dus, zelfs van plan is om te investeren in kunst en cultuur. Omdat ik niet helder kreeg hoe groot die investeringen waren en waar het beloofde geld terechtkomt, in de stad of in de regio, leek het mij verstandig niet te vroeg te juichen.

Na lang lezen besloot ik in overleg met mijn collega’s uiteindelijk geen bericht te maken. Dan blijven de abonnees van Dagblad van het Noorden maar iets langer in het ongewisse over de giftenaftrek. Er waren in mijn ogen – of is het zijn? – te veel onduidelijkheden en onzekerheden. Een pas op de plaats maken leek mij voor nu het meest verstandig. Het leven is al verwarrend en ingewikkeld genoeg. Doorgaans komen de feiten later aan het licht. De tijd zal het weer eens leren. Et cetera. Bovendien was ik uitgeput.

En nu ben ik zo daas dat zelfs de zin om nog wat te lezen in de biografie van Nico Keuning over Belcampo is vergaan. Zo komt de cultuurhaat in de wereld.


Helaas Jamal Ouariachi, voor schrijvers waar geen vraag naar is ziet de toekomst er niet goed uit

Jamal Ouariachi  NRC
Met belangstelling las ik afgelopen zaterdag een bijdrage van schrijver Jamal Ouariachi op de opiniepagina’s van NRC. Onder de kop ‘De Nederlandse kunstwereld geeft zélf niet om kunst’ beschreef hij daar aan de hand van zijn ervaringen een situatie die erop neer komt dat schrijvers ‘het sluitstuk zijn van de begroting’.

Mijn belangstelling verminderde halverwege het stuk, terwijl mijn verbazing begon toe te nemen. Dat Ouariachi erin slaagde in heldere bewoordingen een probleem te schetsen, daar keek ik niet van op. Waar ik wel van op keek, was dat hij deed voorkomen alsof sprake was van een bijzonder inzicht. Heeft Ouariachi geen economie gehad op school, al was het maar in de onderbouw van de middelbare school, vroeg ik mij af.

Zoals wel vaker in de discussie over de benarde positie van kunst in Nederland bleek ook Ouariachi vergeten dat kunst weliswaar heel bijzonder en kwetsbaar is, iets om te koesteren, maar tegelijkertijd net zo goed te maken heeft met de wet van vraag en aanbod.

Als het om literatuur gaat wordt die vraag steeds kleiner. De gouden jaren tachtig, toen A.F.Th. van der Heijden bestsellers schreef en de media literatuur belangrijk vonden, zijn al een tijdje voorbij. Het aanbod van literaire boeken is evenwel groot gebleven, mede door de import van Engelstalige waar. De productie is vele malen groter dan de vraag.

Het mag daardoor geen wonder heten dat de meeste literaire schrijvers, zeg maar gerust bijna alle literaire schrijvers, niet van hun core business kunnen leven. Al schrijvers geluk hebben, ontvangen ze steun van een fonds, maar zelfs dan nog is hun uur-prijs uitzonderlijk laag. De Volkskrant liet het recent zien, geloof ik, ik heb het nog niet gelezen.

Het is droevig dat schrijvers nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op de opbrengst per product. Boeren kunnen dat evenmin. Ook zij hebben het recht zich het sluitstuk van de begroting te voelen.

De handel kan daarentegen tot op bepaalde hoogte wel iets bepalen. Een boekwinkelier kan proberen zijn omzet op peil te houden door veel vermoedelijk goedlopende producten in te kopen en deze in het zicht te leggen en minder goedlopende producten in zo klein mogelijke hoeveelheden in te kopen en op een plek te zetten waar alleen ‘de liefhebber’ dat product misschien weet te vinden.

Of een product goed of slecht verkoopt zegt niets over de kwaliteit van dat product. Ik mag hopen dat Ouariachi daarvan op de hoogte is. In veel gevallen is goede verkoop een kwestie van marketing en hoort-zegt-het-voort. Marketing kán de verkoop opstuwen, maar als de koper het gevoel krijgt dat het betreffende boek niet zijn, haar of diens kopje thee is, lukt dat maar een (1) keer. Daarna koopt die lezer weer gewoon iets van Lucinda Riley. Of niets.

Mijn glazen bol zegt dit: als Ouariachi een literair boek schrijft, een kunstwerk in de geest van Arie Storm, Chrétien Breukers of Wouter Godijn, ook dan zal hij vermoedelijk nooit een dusdanig groot publiek bereiken dat hij van zijn geschrijf kan bestaan. Dat is, nogmaals, omdat er slechts een klein publiek bestaat voor dergelijke kunstzinnige boeken. De meeste lezers vinden Anya Niewierra en Hendrik Groen nu eenmaal ‘leuker’.

Dan de oproep die Ouariachi in zijn stuk doet. Ik ben er niet op tegen dat in Nederland onder zijn leiding coöperatie wordt gericht waarbij de leden er gezamenlijk voor zorgen dat ze zoveel inkomsten uit hun werk halen dat het opweegt tegen hun inspanningen.

Ik ben er ook niet op tegen dat die coöperatie in eerste instantie boeken verkoopt tegen lage prijzen en daarna de prijs omhoog schroeft als de schrijver en de coöperatie uit de kosten zijn, waarna luxe-uitgaven kunnen worden gemaakt. Ik vind het wel ongewoon. Niet marktconform. Meestal daalt de prijs als er van iets veel wordt verkocht. Maar vooruit, het is een vrije markt. Probeer het.

Probleem is ondertussen niet dat de Nederlandse kunstwereld niet om kunst geeft. Probleem is dat er onvoldoende Nederlanders in kunst zijn geïnteresseerd. Waarom dat is, vertel ik misschien een volgende keer. Dat de interesse onvoldoende is, kun je Nederlanders kwalijk nemen, maar daar gaat de kachel in het schrijfhuis niet harder van branden.

Wat in het geval van de literatuur zou kunnen helpen, denk ik, is als het lezerspubliek voor literaire boeken aanzienlijk wordt vergroot. De stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek is er vast voor, net als uitgeverijen en eigenaren van boekenwinkels.

Maar als zelfs zij dat niet voor elkaar krijgen in een land waar de schoolkinderen de afgelopen kwart eeuw steeds slechter leesonderwijs hebben gekregen en tegelijkertijd van alle kanten worden bestookt met zaken die hen van het lezen afhouden, zoals het racen op fatbikes terwijl ze op hun telefoon kijken, en sommige oudere mensen, boomers, veel te lange zinnen schrijven over zaken waar de meeste andere mensen de schouders over ophalen, omdat ze iets heel anders aan hun hoofd hebben, dan zie ik de toekomst somber in.

Ook voor schrijvers die net als Jamal Ouariachi ongevraagd van hun pen proberen te leven.


Marcel van Roosmalen, boegbeeld van de reportage, doet vermoeid in Drenthe

Marcel van Roosmalen in Assen
De bewonderenswaardig getalenteerde Marcel van Roosmalen is niet te benijden. Sinds hij voor 1,6 miljoen euro een huis heeft gekocht in de Amsterdamse buitenwijk Watergraafsmeer, en zijn partner haar inkomen als columnist bij de Volkskrant kwijtraakte, moet hij nog harder werken dan hij al deed. Columns schrijven en voorlezen, in talkshows verschijnen, podcasts opnemen, Gijs Groenteman helpen, commentaar leveren, optredens verzorgen en vast nog meer.

Sinds vorige week heeft hij daarnaast een eigen televisieprogramma, Van Roosmalen op reportage. BBNVARA heeft hem daarvoor gevraagd, vertelde hij in de eerste aflevering, gezeten voor een boekenkast in een hotel te Wormer ‘want we wonen tijdelijk bij mijn schoonmoeder’. Idee achter het programma is dat hij als ‘boegbeeld van de reportage’ duidelijk maakt wat er bij het maken van reportages komt kijken.

Dat zou nodig zijn omdat volgens Van Roosmalen de kijker van reportages op televisie vaak maar tien procent te zien krijgt van wat er in het echt gebeurt, achter de schermen. Negentig procent komt neer op ‘wachten, de reis ernaartoe, het aanspreken van mensen die niet willen praten, het gehang, het gedoe voor je ergens naar binnen mag’. Van Roosmalen op reportage belooft kortom de werkelijkheid.

Reportages schrijven was ooit de corebusiness van Van Roosmalen. Tot er voor dat tijdrovende werk steeds minder werd betaald, omdat ze steeds minder werden gelezen, want lezers hebben moeite hun aandacht ergens bij te houden, ook als een tekst goed geschreven is. Waarna hij zich specialiseerde in het schrijven van columns, die veel korter zijn en waar je niet voor op reis hoeft. Het ging hem zo goed af dat hij populair werd en op televisie mocht verschijnen en er vervolgens in slaagde drie dikke boeken met geschreven reportages, oud spul dus, aan de man te brengen.

De cirkel is rond, zou ik nu kunnen zeggen. Ware het niet dat een geschreven reportage iets anders is dan een reportage voor televisie.

Waar Van Roosmalen voor de eerste aflevering van zijn programma afreisde naar de vakantiebeurs in Utrecht en het Tata Steel Chess Tournament in Wijk aan Zee, viel de keuze voor aflevering twee op Drenthe. Abonnementhouders van NPO Start hebben kunnen zien dat hij een bezoek heeft gebracht aan het Hunebedcentrum in Borger en dat hij daarna bij de Bonte Wever in Assen binnenstapte voor het Dutch Open Darts. Vrijdag 13 september is het te zien op NPO3.

Spoiler alert: tot dusver oogt Van Roosmalen op Reportage als een televisieprogramma waar de hoofdrolspeler zelf heel erg moe van wordt.

Van Roosmalen doet alsof hij met tegenzin zijn werk doet, wekt de indruk dat hij de wereld een gekkenhuis vindt, maar beweert het tegendeel, speelt dat hij als schrijver veel weet van het maken van televisie, bewijst met vragen aan een cameraman zijn ongelijk, suggereert dat hij op reportage is, maar presenteert in werkelijkheid een satirisch mediaprogramma met een iets te laag grapgehalte en geniet er ondertussen van dat hij hiervoor goed betaald wordt.

Dat laatste hoop ik. Vooral voor het gezin Van Roosmalen. Wonen in Amsterdam is niet gratis, en je moet er niet aan denken dat vader en moeder de vaste lasten niet meer kunnen betalen waarna een televisieprogramma wordt gemaakt waarin de familie helemaal naar de rand van de Veluwe of verder moet verhuizen. In werkelijkheid vrees ik dat dit programma geen meerdere seizoenen krijgt.


Gesprek opgevangen na een informatieavond over ‘Het verhaal van Emmen’

1 Zorgen over de concept-cultuurnota van Emmen
Hoe was het in de kerk?

– Kerk?

Jij zou toch naar die bijeenkomst in de Grote Kerk over Het verhaal van Emmen, de concept-cultuurnota van de gemeente Emmen?

– Oh dat, afgelopen maandag, ja, daar ben ik geweest. Het was, eh, het was okee. Niet slecht, niet uitzonderlijk spectaculair. Het was redelijk bezocht. Het was soms informatief en bij vlagen gezellig. Misschien nuttig. De wethouder, Dewy Keen, hield een kort praatje over verbinding en wat cultuur nog teweeg brengt. Daarna mochten we op grote witte vellen papier met stiften reageren op vragen naar aanleiding van de cultuurnota: of we ergens trots op zijn, of we zorgen hebben, of we iets willen veranderen, of we kansen zien voor verbinding et cetera. We mochten met elkaar in gesprek, over die cultuurnota. Er was een borrel. Er gingen schalen rond met hapjes.

Dewy Keen? Jullie cultuurwethouder heet toch Dewy Leal?

– Heette. Ze is recent gescheiden. Keen is haar meisjesnaam.

Dat was hèt nieuws van de avond?

– In Emmen is er eigenlijk nooit nieuws als het gaat om kunst en cultuur. Het meeste weten de mensen al. En als ze het niet weten, dan willen ze het niet weten. Ik noem maar wat: oud-cultuurgedeputeerde Nelleke Vedelaar is nu betrokken bij het Van Goghhuis. De toekomst van Loods13 is nog steeds onzeker. Wanneer het nieuwe onderkomen van CBK Emmen open gaat, is nog steeds niet bekend. Filmhuis Emmen zou nog steeds graag intrek nemen in het oude giraffenverblijf van de voormalige dierentuin. Henk Jeurink vindt dat er nog steeds te veel oude gebouwen gesloopt worden.

Jij hebt toch ook al gelezen dat de mensen van Museum Collectie Brands in Nieuw-Dordrecht teleurgesteld zijn in wat er over hen in de concept-cultuurnota staat, dat ze financieel gekort worden, omdat ze te weinig bezoekers trekken? RTV Drenthe maakte er afgelopen week opnieuw melding van. Maandagavond was een delegatie van Brands, een man of tien, naar de kerk gekomen om van zich te laten horen. Op elk vel papier lieten ze bij wijze van protest hun teleurstelling blijken.

Is dat volgens jou terecht?

– Op basis van de informatie die ik nu heb, ben ik geneigd te zeggen van wel. Als het aan wethouder Keen ligt, krijgen alle grote instellingen er geld bij, ter compensatie van de prijsstijgingen, behalve Museum Collectie Brands. Dat is raar. Met het voornemen in de nota om komende jaren het verhaal over het veen te versterken is op zich weinig mis. Mits er ook aandacht komt voor wat er na 1920 in Emmen is gebeurd – daar heb je Nieuw-Dordrecht voor. Wat Emmen nodig heeft zijn nieuwe verhalen, niet altijd weer dat gezeur over het gespit in het veen.

Vertel!

– Later misschien. Eerst maar nieuwe inspiratie opdoen tijdens het Uitfestival, komende zaterdag. Daarna afwachten wat het veld aan zienswijzen inlevert bij de wethouder. Dat kan tot 17 september. En dan in december eens horen wat de gemeenteraad ervan denkt. Als je verhalen wil horen, raad ik aan in de tussentijd naar Museum Collectie Brands te gaan. 


Live kijken naar landart van Robert Smithson in Utah en Emmen

Links Spiral Jetty in Utah  rechts Broken Circle Spiral Hill in Emmen vna robert Smithson
Vandaag, dinsdag, is het mogelijk via een beeldscherm live te kijken naar twee kunstwerken die 8000 kilometer van elkaar verwijderd zijn.

Kunstmuseum M. in Almere legt de verbinding tussen Spiral Jetty van kunstenaar Robert Smithson (1938 - 1973) in Amerikaanse staat Utah enerzijds en Broken Circle/Spiral Hill van Smithson in Emmen anderzijds.

“De uitzending begint wanneer het langzaam licht wordt op het ene continent en eindigt met het invallen van de duisternis op het andere”, vertelt Michel Langedijk, perscoördinator namens Kunstmuseum M., Land Arts of the American West, de Holt/Smithson Foundation en Land Art Contemporary.

Het event wordt georganiseerd als voorbode van een internationale conferentie begin oktober in Almere over landart, een kunstvorm die mede door Smithson in gang is gezet.

“Die conferentie is voor fans van landschapskunst, dat is vermoedelijk een klein publiek”, zegt Langedijk. ,,De live-verbinding is voor iedereen. Gratis. Thuis te bekijken. Het is een gelegenheid om twee kunstwerken te zien die je normaal nooit samen te zien krijgt, al was het maar vanwege de afstand.”

Broken Circle/Spiral Hill bevindt zich sinds 1971 bij een voormalige zandafgraving even buiten Emmen en is sporadisch door publiek te bezoeken. Spiral Jetty werd een jaar eerder door Smithson gecreëerd na het storten van zwarte rots, aarde en zoutkristal bij het Great Salt Lake. ,,Dat is echt totally the middle of nowhere ”, zegt Langedijk.

Om de uitzending mogelijk te maken, worden camera’s bij de twee kunstwerken geplaatst. “Als jij de uitzending gaat bekijken zie je aan de ene kant Spiral Jetty en aan de andere kant Broken Circle. Terwijl het licht verandert kun je ze in weer en wind voor het eerst met elkaar verbonden zien.”

Om het nog spannender te maken, komen af en toe mensen aan het woord. Zo zijn studenten gevraagd teksten voor te lezen die te maken hebben met Robert Smithson. Ook staan interventies gepland door mensen die een speciale band hebben met zijn werk.

Een van hen is Lee Ranaldo. De gitarist van rockband Sonic Youth reisde in de jaren tachtig na een optreden in popclub Vera vanuit Groningen naar Emmen om Broken Circle te zien en legde dat vast in een dagboek.

De livestream start 10 september om 14.00 uur via landartlives.nl/smithson.


Bij Bert Hadders aan de proattafel in Valthermond, het Mordor van het Noorden

Proattafel Voel het veen Valthermond
Verleid door een intensieve marketingcampagne kocht ik een kaartje voor de eerste dag van het Voel het veen-festival in Valthermond. Ik was niet de enige. Concertzaal d’Rentmeester zat vrijdagavond goed vol voor het festival-onderdeel Proattafel. Het affiche beloofde bijdragen van Maarten Zwiers, Herman Sandman, Annemiek Drenth & Alfred Koops, Willem Foorthuis en Erik Harteveld.

Bert Hadders leidde de boel in banen en zorgde ervoor dat ik gaandeweg in gaten kreeg dat de taal en cultuur van de Veenkoloniën centraal stonden in het programma. Omdat Hadders van de muziek is, ging het uiteraard ook over Nedersaksische muziek. Dat bleek onder meer tijdens het gesprek met Maarten Zwiers, zoals wellicht bekend een wetenschapper met een interesse in regionale identiteit.

Er kwam veel aan de orde, veel meer dan ik hier kan en wil vermelden. Ondertussen was ik vooral nieuwsgierig naar de bijdrage van Erik Harteveld, ook omdat ik die ik nergens in d’Rentmeester aantrof – aan de bar niet, achter de bar niet, onder de bar niet, niet tussen de coulissen en ook niet in de gordijnen. Wel werd tamelijk onverwachts door Hadders ene Gerard Nijenhuis aangekondigd. Die was toch dood?

Het bleek te gaan om doctor G. Nijeveen, specialist etnische muziek van het Meertensinstituut en tevens begenadigd trekzakspeler. Ik citeer hier het slot van zijn voordracht op basis van in het halfduister met een stompje potlood opgetekende aantekeningen. Die voordracht relativeerde alle recente opwinding over de liedkunst in het Nedersaksische taalgebied in het algemeen en die van de Veenkoloniën in het bijzonder:

'Het is wetenschappelijk onomstreden dat de ontwikkeling van de liedkunst sterk afhankelijk is van de grondsoort. Op het zand is de liedkwaliteit subliem. Veengrond zorgt voor matig maatgevoel en infantiele intervallen. Veen is funest. Veen smoort elke muzikaliteit. Ieder weldenkend mens weet dat in de Veenkoloniën helemaal niet gezongen wordt.

Het is een naargeestig oord waar helverlichte kassen schrille schaduwen werpen op mens en dier, waar de eeuwige wind en regen het humeur bedrukt en giftige moerasgassen uit pruttelende poelen iedereen de adem beneemt, waar de grond zompig is, waar alles schimmelt en verrot en kinderen zwijgend geboren worden.

Hier wordt niet gezongen. Er wordt niet eens gepraat. Elke ademtocht staat in het licht van overleven, elk kledingstuk is klam. Hoesten dat is wat mensen doen in de Veenkoloniën. Maar zingen, nee, dat doen ze niet. Er is geen reden voor een lied in het Mordor van het Noorden. Böse Menschen kennen keine Lieder.'

Af en toe werd in de zaal hard gelachen om de woorden van Nijeveen, vooral door Bert Hadders. Maar toen de doctor was uitgesproken klonk achter in zaal ook boe-geroep - ik zou het als aarzelend en bevreesd willen typeren. Het was alsof de aanwezigen het niet mochten horen, omdat het langs het Zuiderdiep zou kunnen leiden tot kwaaie gezichten terwijl dankbaarheid veel meer gepast en gewenst is.

Het was al met al een verwarrende en zeer informatieve avond. Wat op zijn tijd heel fijn kan zijn.


Kalm aan Eva Jinek, goed voorbeeld doet goed volgen

1 Anne Steenhoff bij Eva Jinek
Eva Jinek is terug als talkshowpresentator bij de publieke omroep. Hoera? Hoera! Ik keek de uitzending van woensdag waarin ze met Bart Lutters sprak over repliek bieden aan hufters in het openbaar vervoer, met Anne Steenhoff over de leescrisis en met leden van de band Di-Rect over hun 25-jarig bestaan.

Lutters kreeg de meeste aandacht, en terecht. Zo vaak komt het niet voor in Nederland dat iemand een homofoob rechtstreeks durft tegen te spreken, via een filmpje van die homofoob viraal gaat en daarna bereid wordt gevonden op televisie zijn verhaal te doen. Negentien minuten duurde het item waarin ook anderen aan het woord kwamen.

Iets minder tijd was ingeruimd door Di-Rect, een rockgroep die pieken en dalen heeft gekend, ook artistiek. Ze wisselden van zanger, bleven daarna bij elkaar en werden nu – door Jinek – de grootste band van Nederland en 'een blik legendarische Hagenezen' genoemd. Zeventien minuten klokte ik, inclusief een afsluitend lied.

Wat opviel aan het gesprek met Di-Rect was de afwisseling tussen euforie en ontspanning. Jinek is een echte vakvrouw, zeg ik anderen na. Ze kan enthousiasmeren en mensen tot hun recht laten komen. Dat ze de band daarnaast ruimte gunde om reclame te maken voor drie optredens in De Kuip volgend jaar doet er niet toe. Iedere artiest die op televisie verschijnt heeft kaartjes te verkopen, met of zonder reünie.

De rust en tijd vielen mij extra op, omdat Jinek het item met Anne Steenhoff er in razend tempo doorheen had gejaagd. Ratata. Hup hup hup. Alsof het kijkcijfermonster met zijn stinkende adem haar achterna zat. Net iets meer dan negen minuten kreeg Steenhoff.

Redactioneel was dat te begrijpen. Over de leescrisis is al zoveel verteld, dat er weinig nieuws aan kan worden toegevoegd. Uitgezonderd een bevlogen leerkracht die tijd zag een boek te schrijven en erin geslaagd is kinderen aan het lezen te krijgen met de boodschap dat een goed voorbeeld goed doet volgen.

Wat Steenhoff tijdens het spervuur aan vragen en de razendsnelle samenvattingen van de gastvrouw duidelijk wist te maken, aan mij althans, is dat het grote probleem van de leescrisis een gebrek aan aandacht is. En dus tijd. Kinderen van nu hebben, net als hun ouders, domweg te weinig minuten tot hun beschikking om zich in een verhaal te verliezen. Ze moeten dit en dat, in steeds hoger tempo. Ze worden voortdurend afgeleid, vooral door de beeldbuisindustrie.

Het advies van Leenders: sla een boek open. Neem de tijd. Doe kalmer aan.

Anders gezegd: laat je niet opjagen of meeslepen door rappe vakvrouwen als Eva Jinek die met groot gemak en plezier de indruk wekken dat alles in hoog tempo te doen is of gedaan moet worden. Weg met de schermen. Ook deze. Minimaal dertig minuten.


'De vlinderprinses' is een zeer geslaagd sociaal cultureel-project

De vlindeprinses Zweeloo
Halverwege de première van het muziektheaterspektakel De vlinderprinses, dinsdagavond op de es bij de kerk van Zweeloo, werd mij gevraagd wat ik ervan vond. Kort daarvoor waren we door een veldwachter met onze muntjes naar ’het horecaplein’ gestuurd. Het was pauze. Een half uur, en beslist niet langer.

Ik wist niet goed was ik ervan vond. Ik had mijn kritische bril afgezet. Recensent Peter van Strien mocht voor Dagblad van het Noorden een oordeel vellen over deze veel besproken en in de lokale media meermaals aangekondigde productie. Ik was niet beroepshalve aanwezig.

Toen de pauze was afgelopen schoof ik de kritische bril ineens terug op de neus. Waar keek ik naar? Wat vond ik ervan? Was het ‘goed’, was het ‘matig’, was het ‘slecht’? En waar bleek dat dan uit, waar zat dat in? Was dat ‘de schuld’ van de schrijver, de regisseur, van iemand anders?

Terwijl het schouwspel zich verder ontwikkelde – op een aardappelveld was een graaipartij om goud gaande – moest ik denken aan wat Pierre Bokma had verteld aan het einde van de laatste aflevering van Zomergasten. Ja, hij was toen misschien een beetje aangeschoten. Maar wat hij zei, over recensenten, had hij voorbereid. Anders kon er geen fragment worden getoond uit de animatiefilm Ratatouille.

“Het stomste stuk dat iemand maakt, is altijd nog beter dan wat de recensent erover schrijft”, vatte Bokma de boodschap van het door hem gekozen fragment samen.

Gezeten op een klapstoeltje op de tweede rij wilde ik Bokma gelijk geven. Er viel best wat op De vlinderprinses aan te merken. Op de verstaanbaarheid, op de timing van de acteurs, op de noodzaak van het verhaal, op de wijze waar op het decor was ingericht, de zichtlijnen, de lengte van het stuk.

Tegenover die kritiekpunten stond het gegeven dat iets bijzonders werd getoond op de plek waar vlak na de Tweede Wereldoorlog een archeologisch vondst was gedaan. Door amateurs, onder leiding en met inzet van professionals – dat. In een omgeving waar dergelijke voorstellingen zeer schaars zijn – dat ook. Door een gemeenschap – dat vooral.

Bladerend in het programmaboekje zag ik twee pagina’s ingeruimd voor het noemen van sponsoren. Allemaal bedrijven uit de buurt, die ook nee hadden kunnen zeggen tegen een verzoek om steun in natura. Voor het aantal kappers was een complete kolom uitgetrokken. Ik op mijn beurt had gedurende de voorstelling geen moment aan een kapper gedacht.

In plaats daarvan luisterde ik naar de enorme hoeveelheid muziek in de voorstelling. Ergens had ik gelezen dat Jan Kruimink, de Harry Bannink van Zuidoost-Drenthe, 25 nieuwe composities had geschreven voor De vlinderprinses – ondanks zijn ziekte. Er zaten pareltjes tussen, vooral als ze werden gezongen door Martijje, die zich in mijn oren wederom bewees als een geweldig zangeres.

Tot zover de recensent in mij. Ik zette de bril weer af.

Toen het even dreigde te gaan regenen, werden poncho’s uitgereikt. Jetta Kleinsma, de commissaris van de koning, had toen al tien minuten achtereen in het Drents iets voorgelezen over de context van het stuk, een strijd die ooit in de omgeving van Zweeloo had plaatsgevonden. Onze auto stond ondertussen dankzij verkeersregelaars veilig geparkeerd op het gras van een weiland dat op het laatste moment door iemand uit de buurt beschikbaar was gesteld. Omdat de aanvankelijke parkeerplaats door hevige regenval een dag daarvoor onbruikbaar was geworden waardoor een logistieke ramp dreigde.

Noem het maar iets kleins.

De gedachte dat honderden mensen hier de afgelopen maanden druk mee zijn geweest, ontroerde mij. Ze deden dat niet om de centen, maar uit vrije wil. Dat muziekvereniging Excelsior had toegewerkt naar ‘een stip op de horizon’. Dat schoolkinderen voor het eerst een bijdrage leverden aan een grote theaterproductie in hun dorp. Dat dankzij De vlinderprinses mensen elkaar voor het eerst beter leerden kennen. Zingend, acterend, Drents pratend, slepend met spullen, kleding naaiend, kapsels fatsoenerend.  

Ik bedoel te zeggen dat De vlinderprinses een zeer geslaagd sociaal cultureel-project is.

Ook bedacht ik, wellicht ietwat off topic, dat Bokma in Zomergasten het gekozen fragment uit Ratatouille niet volledig had geïnterpreteerd. Want het fragment, waarin een recensent aan het woord komt, gaat niet om de constatering dat een artistiek product altijd meer waarde heeft dan de kritiek op dat product. Het gaat volgens mij om wat na ‘die bittere waarheid’ wordt gezegd door een culinair recensent genaamd Ego.

“Soms riskeert een recensent wel degelijk iets: namelijk in het ontdekken en verdedigen van iets nieuws. De wereld is vaak hard tegen nieuw talent en nieuwe creaties. Het nieuwe heeft vrienden nodig”, zegt Ego in het fragment.

Dan vervolgt hij: “Gisteravond maakte ik iets nieuws mee. Een fantastische maaltijd uit een bijzondere, onverwachte hoek. Dat zowel het maal als de bereider mijn mening over kookkunst op de proef stelde, is een enorm understatement. Ze deden mij schudden op mijn grondvesten. Ik heb nooit mijn minachting verborgen voor Gusto’s beroemde motto ‘Iedereen kan koken’. Maar ik besef dat ik nu pas echt begrijp wat hij daarmee bedoelde. Niet iedereen kan een groot kunstenaar worden. Maar een groot kunstenaar kan overal vandaan komen.”

Het was een mooie avond in Zweeloo. Er volgen er vast meer.